Bijna Weg. Блейк Пирс
vliegveld had gereden, haar daar afzette in plaats van mee naar binnen te gaan. Een knuffel voordat ze uit de auto stapte was snel en makkelijk. Beter dan dure koffie en ongemakkelijke gesprekken die verder opdroogden naarmate het moment van vertrek naderde. Ze reisde tenslotte alleen, en liet iedereen die ze kende achter. Dan kon ze maar beter zo snel mogelijk beginnen.
Terwijl Cassie het bagagekarretje de terminal in reed, voelde ze een golf van opluchting over de doelen die ze al had bereikt. Ze had de opdracht gekregen – het belangrijkste doel. Ze had de vlucht betaald, evenals het bureau, haar visum was versneld toegekend en ze was op tijd om in te checken. Haar spullen waren ingepakt volgens de lijst die ze had gekregen. Ze was blij met de felblauwe rugzak met het logo van ‘Maureens Au Pairs’ erop, want ze zou niet genoeg plek in haar koffer hebben gehad voor al haar kleren.
Vanaf nu, tot aan de landing in Parijs, zou alles op rolletjes lopen.
En toen stond ze plotseling doodstil, met een bonzend hart, toen ze hem zag staan. Hij stond vlakbij de ingang van de terminal, met zijn rug naar de muur, zijn duimen in de zakken van het leren jack dat ze hem had gegeven. Zijn lengte, zijn donkere, stekelige haar en zijn agressieve kaak maakten hem tot een opvallende verschijning. Hij scande de menigte.
Zane.
Hij was erachter gekomen dat ze nu vertrok. Ze had van meerdere vrienden gehoord dat hij had rondgebeld om te vragen waar ze was, en om het Florida-verhaal te controleren. Zane kon manipulatief zijn, en niet iedereen was op de hoogte van de situatie. Iemand moest hem, in alle onschuld, de waarheid verteld hebben.
Voordat hij haar kant op kon kijken, draaide ze haar kar om en trok de capuchon van haar trainingspak over haar hoofd om haar golvende roodbruine haar te verbergen. Ze haastte zich de andere kant op en zette het karretje achter een pilaar, uit het zicht.
De Air France check-in was aan het eind van de terminal. Ze kon onmogelijk langs hem zonder dat hij haar zou zien.
Denk na, Cassie, zei ze tegen zichzelf. In het verleden had Zane gezegd dat ze snel iets kon verzinnen in een lastige situatie. ‘Je denkt razendsnel,’ had hij gezegd. Dat was aan het begin van hun relatie geweest. Tegen het eind had hij haar op bittere toon beschuldigd van achterbaksheid, stiekem gedoe, en dat ze slimmer was dan goed voor haar was.
Tijd om slimmer te zijn dan goed voor haar was, dus. Ze haalde diep adem en hoopte op een idee. Zane stond bij de ingang van de terminal. Waarom? Het was makkelijker geweest om bij de check-in te wachten, waar hij haar zeker zou zien. Dat betekende dat hij niet wist met welke maatschappij ze vloog. Degene die hem had geïnformeerd, had het niet geweten, of niet gezegd. Als ze een andere manier kon vinden om de balie te bereiken, kon ze misschien inchecken voordat hij haar kwam zoeken.
Cassie haalde haar bagage van de kar, zwaaide de rugzak over haar schouder en sleepte de koffer achter zich aan. Er was een roltrap bij de ingang van het gebouw – daar was ze op de heenweg langsgekomen. Als ze naar de bovenste verdieping zou gaan, zou ze misschien een roltrap of lift naar beneden kunnen nemen aan de andere kant.
Ze liet de bagagekar achter, liep snel terug naar de ingang en nam de roltrap naar boven. De roltrap aan de andere kant was stuk, dus nam ze een steile trap naar beneden, haar zware koffer achter zich aan slepend. De Air France-balie was dichtbij, maar tot haar schrik stond er al een lange, trage rij.
Ze trok de grijze capuchon verder over haar hoofd, sloot aan in de rij, haalde een boek uit haar tas en begon te lezen. Ze nam de woorden niet in zich op. Het vest was bloedheet. Ze wilde het uittrekken en het zweet in haar nek koelen, maar dat kon ze niet riskeren. Haar felle haar zou meteen opvallen. Ze kon zich beter blijven verstoppen.
Maar toen tikte een stevige hand op haar schouder.
Ze draaide zich om, naar adem happend, en stond oog in oog met een verbaasde blondine van haar eigen leeftijd.
‘Sorry als ik je liet schrikken,’ zei ze. ‘Ik ben Jess. Ik zag je rugzak en wilde hallo zeggen.’
‘O. Ja. Maureens Au Pairs.’
‘Ben je op weg naar een opdracht?’ vroeg Jess.
‘Ja.’
‘Ik ook. Zullen we vragen of we naast elkaar mogen zitten? Dat kunnen we vragen bij de check-in.’
Terwijl Jess over het weer in Frankrijk praatte, keek Cassie zenuwachtig rond. Ze wist dat Zane niet zomaar op zou geven. Niet nadat hij hier helemaal naartoe gereden was. Hij zou iets van haar willen – een excuus, een toezegging. Hij zou haar dwingen om mee te gaan voor een "afscheidsdrankje" en vervolgens ruzie zoeken. Het zou hem niks kunnen schelen of ze met verse blauwe plekken in Frankrijk aankwam... of haar vlucht miste.
En toen zag ze hem, een paar balies verderop. Hij liep haar kant uit terwijl hij elke rij zorgvuldig bekeek.
Ze draaide zich snel om, voor het geval hij haar blik zou voelen. Even kreeg ze hoop toen ze zag dat ze nu aan de beurt waren.
‘Mevrouw, die moet u afzetten,’ zei de baliemedewerker, op Cassies capuchon wijzend.
Met tegenzin deed ze hem af.
‘Hé, Cass!’ hoorde ze Zane roepen.
Cassie bevroor. Ze wist dat een reactie tot een ramp zou leiden. De zenuwen maakten haar onhandig, ze liet haar paspoort op de grond vallen en probeerde het op te rapen terwijl haar zware rugzak over haar hoofd gleed.
Nog een schreeuw, en deze keer keek ze om. Hij had haar gezien en duwde mensen in de rij opzij om bij haar te komen. De passagiers werden boos; ze hoorde luide stemmen. Zane was een opschudding aan het veroorzaken.
‘Wij willen graag samen zitten, als dat kan,’ zei Jess tegen de baliemedewerker. Cassie beet op haar lip. Nu duurde het nog langer.
Zane riep nog eens, en met een misselijk gevoel besefte ze dat hij zo bij haar zou zijn. Hij zou charmant doen en haar smeken om even te praten, en Cassie ervan verzekeren dat hij maar een minuutje alleen met haar nodig had om iets te zeggen. Ze wist uit ervaring dat zijn doel was om haar te isoleren. En dan zou de charme verdwijnen.
‘Wie is die vent?’ vroeg Jess nieuwsgierig. ‘Zoekt hij jou?’
‘Dat is mijn ex-vriend,’ mompelde Cassie. ‘Ik probeer hem te ontlopen. Ik wil niet dat hij stennis schopt voor ik vertrek.’
‘Maar dat doet hij nu ook al!’ Jess draaide zich woedend om.
‘Beveiliging!’ gilde ze. ‘Help ons! Hou die man tegen!’
Jess’ gegil riep een passagier op tot actie, en hij greep Zane’s jack vast terwijl die zich een weg probeerde te banen. Hij gleed uit op de tegels, zwaaide met zijn armen en haalde een paaltje naar beneden in zijn val.
‘Hou hem vast,’ riep Jess. ‘Beveiliging, snel!’
Met een golf van opluchting zag Cassie dat de beveiliging inderdaad op de hoogte was gesteld. Twee agenten renden op de rij af. Ze zouden op tijd komen, voordat Zane haar kon bereiken of weg kon rennen.
‘Ik wilde alleen afscheid van mijn vriendin nemen, agenten,’ zei Zane, maar zijn charmeoffensief werd genegeerd door het duo. ‘Cassie,’ riep hij, terwijl de langste van de twee zijn arm greep. ‘Au revoir.’
Met tegenzin draaide ze zich om.
‘Au revoir! Dat is geen afscheid,’ schreeuwde hij, terwijl de agenten hem wegleidden. ‘We zien elkaar nog wel. Sneller dan je denkt. Pas maar goed op jezelf.’
Ze hoorde de waarschuwing in die laatste woorden, maar voorlopig waren dat loze dreigementen. ‘Heel erg bedankt,’ zei ze tegen Jess, overweldigd door dankbaarheid vanwege haar gewaagde actie.
‘Ik heb ook zo’n fout vriendje gehad,’ zei Jess medelevend. ‘Ik weet hoe bezitterig ze kunnen worden, ze plakken aan je als klittenband. Het was me een genoegen om hem tegen te houden.’
‘Laten we gauw door de paspoortcontrole gaan, voordat hij een weg terug vindt. Je krijgt een drankje van me. Waar heb je zin in: koffie, bier of wijn?’
‘Sowieso wijn,’ zei Jess