Bijna Weg. Блейк Пирс
liet Cassie een selfie zien die haar gezin had gemaakt terwijl ze op haar wachtten. Een aantrekkelijk stel met twee kinderen, lachend, met een bordje waar Jess’ naam op stond.
Cassie had geen bericht gekregen. Maureen had alleen gezegd dat ze van het vliegveld zou worden afgehaald. De wandeling naar de paspoortcontrole leek eindeloos. Ze werd omringd door het gezoem van gesprekken in allerlei verschillende talen. Ze probeerde het stel naast haar te volgen en besefte hoe weinig gesproken Frans ze eigenlijk begreep. De realiteit was zo anders dan de lessen en de audio-cursussen. Ze was bang, alleen en moe, en ze was zich plotseling bewust van hoe kreukelig en zweterig haar kleren waren, in vergelijking met de elegant geklede Franse reizigers om haar heen.
Zodra ze haar tassen had, haastte ze zich naar de wc, trok een schoon topje aan en kamde haar haar. Ze voelde zich nog niet klaar om haar gezin te ontmoeten. Ze had geen idee wat ze kon verwachten. Maureen had gezegd dat het huis een uur rijden was vanaf het vliegveld, dus misschien waren de kinderen niet mee. Ze moest niet naar een groot gezin zoeken. Een vriendelijk gezicht zou genoeg zijn.
Maar in de zee van mensen die haar aanstaarden, zag ze geen blik van herkenning, ondanks dat ze haar ‘Maureens Au Pairs’-rugzak bovenop haar bagagekarretje had gezet. Ze liep langzaam van de gate naar de aankomsthal en keek zenuwachtig om zich heen, op zoek naar iemand die naar haar zou zwaaien of roepen. Maar iedereen leek op iemand anders te wachten.
Cassie liep kriskras door de aankomsthal, haar koude handen om het handvat van de kar geklemd, terwijl de menigte langzaam uitdunde. Maureen had niet gezegd wat ze moest doen als dit gebeurde. Moest ze iemand bellen? Zou haar telefoon überhaupt werken in Frankrijk?
En toen, tijdens een laatste, wanhopige ronde door de hal, zag ze het.
“CASSANDRA VALE.”
Een klein bordje, in de hand van een slanke man met donker haar in een zwart jack en jeans. Hij stond tegen een muur en werd volledig in beslag genomen door zijn telefoon. Hij was niet eens naar haar op zoek.
Onzeker liep ze op hem af. ‘Hoi, ik ben Cassie. Ben jij...?’ vroeg ze, en liet de woorden wegsterven toen ze besefte dat ze geen idee had wie hij zou kunnen zijn.
‘Ja,’ zei hij met een zwaar accent. ‘Kom mee.’
Ze stond op het punt om zichzelf voor te stellen, om de woorden te zeggen die ze had geoefend – over hoe leuk ze het vond om onderdeel van de familie te worden – toen ze het kaartje op zijn jack zag. Hij was een taxichauffeur. Het kaartje was zijn pasje voor het vliegveld.
Haar gezin had niet eens te moeite genomen om haar op te komen halen.
HOOFDSTUK DRIE
Parijs vouwde zich uit onder Cassies blik. Hoge flats en sombere industriële blokken maakten langzaam plaats voor groenere wijken. Het was een koude, grijze middag. Het waaide en er viel af en toe regen.
Ze keek ingespannen op de borden langs de weg. Ze gingen richting Saint Maur, en even dacht ze dat dat de bestemming was, maar de chauffeur nam de afslag niet en bleef rechtdoor rijden, de stad uit.
‘Hoe ver is het nog?’ vroeg ze, in een poging een gesprek te starten, maar hij bromde iets onverstaanbaars en zette de radio harder.
Regen tikte tegen de ruiten en het glas voelde koud tegen haar wang. Ze wou dat ze haar dikke jas uit de kofferbak had gehaald. En ze verging van de honger. Ze had sinds het ontbijt niet meer gegeten en er was geen gelegenheid geweest om iets te kopen.
Na meer dan een half uur reden ze het platteland op, langs de rivier de Marne, waar schepen in felle kleuren oplichtten tegen het grijs, en een paar mensen in regenjassen onder de bomen door liepen. Sommige takken waren al kaal, andere waren nog gekleed in roodbruine bladeren.
‘Wat is het koud vandaag, hè?’ observeerde ze, in een tweede poging tot conversatie met de chauffeur.
Zijn enige antwoord was een gemompeld: ‘Oui,’ maar hij deed tenminste de verwarming aan, waardoor ze stopte met rillen. Omhuld door de warmte viel ze in een onrustige slaap, terwijl de kilometers onder haar door vlogen.
Ze schrok wakker van een harde toeter en het plotselinge remmen van de auto. De chauffeur wurmde de auto langs een stilstaande vrachtwagen en nam een afslag naar een smalle, met bomen omzoomde weg. Het weer was opgeklaard en in de zachte avondschemering was het herfstlandschap adembenemend mooi. Cassie keek uit het raam en nam het landschap in zich op: de lappendeken van velden, afgewisseld met enorme, donkere wouden. Ze kwamen langs een wijngaard waarvan de nette rijen met ranken tot over de heuvel rijkten.
De chauffeur minderde vaart terwijl ze door een dorpje reden. Bleke, stenen huizen met gewelfde ramen en steile daken flankeerden de weg. Daarachter lagen open velden, en toen ze over een stenen brug reden, ving ze een glimp op van een rivier met treurwilgen langs de kant. Haar blik viel op de hoge kerktoren en ze vroeg zich af hoe oud het gebouw was.
Dit moest dichtbij het chateau zijn, dacht ze, misschien zelfs in dezelfde buurt. Die gedachte liet ze weer varen toen ze het dorp achter zich lieten en verder de heuvels in reden, tot ze totaal gedesoriënteerd was en de kerktoren niet meer kon zien. Ze had niet verwacht dat het chateau zo afgelegen zou zijn. Het navigatiesysteem gaf een ‘Signaal Verloren’-melding. De chauffeur maakte een geërgerd geluid, pakte zijn telefoon en keek geconcentreerd naar de kaart terwijl hij reed.
Na een rechterbocht door een hoge poort ging Cassie rechtop zitten. Ze staarde langs het lange grindpad. Verderop, groot en elegant, met de ondergaande zon op de stenen muren, lag het chateau.
De banden kraakten op het grind toen de auto tot stilstand kwam voor een grote, indrukwekkende entree. Haar maag maakte een nerveus sprongetje. Dit huis was veel groter dan wat ze zich had voorgesteld. Het leek wel een paleis, met allemaal hoge schoorstenen en versierde torentjes. Ze telde achttien ramen, met complex metselwerk en ornamenten, verdeeld over de twee verdiepingen van de indrukwekkende gevel. Het huis had uitzicht op een formele tuin, met perfect getrimde heggen en stenen paden.
Hoe zou zij zich verhouden tot de familie daarbinnen, die in zulke weelde leefde, met haar eigen eenvoudige achtergrond?
Ze merkte dat de chauffeur ongeduldig met zijn vingers op het wiel tikte. Hij was duidelijk niet van plan haar te helpen met haar tassen. Ze klom vlug uit de auto.
De koude wind sneed onmiddellijk door haar heen. Ze liep snel naar de kofferbak en worstelde haar koffer eruit, over het grind naar de deur, waar ze haar jas dichtritste.
Er was geen deurbel bij de zware, houten deur, alleen een grote, ijzeren klopper die koud in haar hand lag. Hij maakte een opvallend hard geluid, en een moment later hoorde Cassie lichte voetstappen.
De deur ging open en ze stond oog in oog met een bediende in een donker uniform, met donker haar in een strakke paardenstaart. Achter haar ving Cassie een glimp op van een grote, rijkversierde ontvangsthal met een schitterende houten trap.
De bediende keek om toen ergens een deur dichtsloeg.
Cassie was zich meteen bewust van een ruzie in de atmosfeer. Ze voelde het, een elektriciteit in de lucht, zoals een naderende storm. Het zat hem in het zenuwachtige gedrag van de bediende, in de knal van de deur en het chaotische geluid van wegstervend geschreeuw. Haar ingewanden verkrampten en ze voelde een overweldigende drang om te vluchten. Om achter de chauffeur aan te rennen en hem terug te roepen.
Maar ze bleef staan en forceerde een glimlach.
‘Ik ben Cassie, de nieuwe au pair. De familie verwacht me.’
‘Vandaag?’ De bediende keek bezorgd. ‘Wacht even.’ Ze haastte zich het huis in, en Cassie hoorde haar roepen: ‘Monsieur Dubois, komt u alstublieft gauw.’
Na een paar minuten beende een forse man met donker, grijzend haar de hal in, met een gezicht als een donderwolk. Toen hij Cassie bij de deur zag staan, verstijfde hij.
‘Ben je er nu al?’ vroeg hij. ‘Mijn verloofde zei dat je morgenochtend aan zou komen.’
Hij draaide zich om en wierp de jonge, geblondeerde vrouw achter hem een