Dood en een hond. Фиона Грейс
begon woest te blaffen. Lacey gebaarde dat hij moest stoppen en hij gehoorzaamde, maar hij bleef in positie, alsof hij klaar zat om aan te vallen zodra ze hem een teken gaf.
Lacey vouwde haar armen voor haar lichaam en ging recht voor Buck staan. Ze was zich bewust van het feit dat hij boven haar uit torende maar was vastberaden zich niet gewonnen te geven. Ze zou zich niet laten intimideren om de sextant te verkopen. Ze zou deze gemene, lompe man niet de veiling laten verpesten waar ze zo hard aan had gewerkt en waar ze zo naar uit keek.
“Als je de sextant wilt kopen, dan moet naar de veiling komen en erop bieden,” zei ze.
“Oh, dat zal ik doen,” zei Buck met samengeknepen ogen. Hij wees recht in Lacey’s gezicht. “Reken maar. Let op mijn woorden. Buckland Stringer zál winnen.”
Met die woorden verliet het stel de winkel, zo snel dat het niet veel scheelde of ze lieten turbulentie achter. Chester rende naar het raam, zette zijn voorpoten tegen het glas en gromde hen na. Ook Lacey keek hen na, tot ze uit het zicht waren. Pas toen merkte ze hoe hevig haar hart tekeerging en hoe erg haar benen trilden. Ze greep de toonbank vast om zichzelf staande te houden.
Tom had gelijk gehad. Ze had zichzelf vervloekt door te zeggen dat het stel geen reden had om haar zaak te bezoeken. Maar het was logisch dat ze er vanuit was gegaan dat ze niets voor hen had. Niemand had kunnen raden dat Daisy interesse zou hebben in een antieke nautische sextant!
“Oh, Chester,” zei Lacey, die haar hoofd in haar vuist liet zakken. “Waarom heb ik hen over de veiling verteld?”
De hond jankte. Schijnbaar pikte hij de spijtige toon in haar stem op.
“Nu moet ik ze morgen ook nog tolereren!” riep ze uit. “En wat is de kans dat ze iets afweten van veiling-etiquette? Het wordt een ramp.”
En zo doofde haar opwinding voor de veiling als een vlammetje tussen haar vingertoppen. Nu voelde Lacey alleen nog angst.
HOOFDSTUK VIER
Na haar confrontatie met Buck en Daisy kon Lacey niet wachten om de winkel af te sluiten en naar huis te gaan. Tom zou vanavond komen om voor haar te koken en ze keek er echt naar uit om op de bank te kruipen met een glas wijn en een film. Maar ze moest de kassa nog tellen, de voorraden opruimen, de vloer vegen en de koffiemachine schoonmaken… Niet dat Lacey klaagde. Ze hield van haar winkel en alles dat erbij kwam kijken.
Toen ze eindelijk klaar was liep ze met Chester op haar hielen richting de deur. Ze zag dat de wijzers van de smeedijzeren klok zeven uur aangaven en dat het buiten al donker was. Hoewel de lente langere dagen met zich meebracht, had Lacey nog niet echt de kans gehad om daarvan te genieten. Maar ze kon de veranderende sfeer voelen; de stad leek op te leven, veel cafés en pubs bleven langer open en mensen zaten buiten op terrasjes met koffie of biertjes. Het gaf de plek een feestelijke vibe.
Lacey sloot haar winkel af. Ze was extra zorgvuldig sinds de inbraak, maar ze zou zelfs zo zijn geworden als het nooit was gebeurd; de winkel voelde nu als haar kindje. Het was iets dat ze moest koesteren, iets dat ze wilde beschermen en verzorgen. Ze was er in korte tijd helemaal verliefd op geworden.
“Wie had kunnen denken dat je verliefd kon worden op een winkel?” mijmerde ze met een diepe tevreden zucht.
Chester piepte zachtjes.
Lacey aaide over zijn kop. “Ja, ik hou ook van jou, maak je maar geen zorgen!”
Toen herinnerde ze zich haar plannen met Tom en ze staarde richting zijn patisserie.
Tot haar verrassing zag ze dat alle lichten nog aan waren. Dat was heel ongebruikelijk. Tom moest zijn zaak op het onmenselijke tijdstip van vijf uur ’s ochtends openen, om te zorgen dat alles klaar was voor de ontbijtklanten rond zeven uur. Dat betekende dat hij doorgaans stipt om vijf uur ’s middags dicht ging. Maar het was nu zeven uur ’s avonds en hij was duidelijk nog steeds binnen. Het stoepbord stond nog op straat. Het neonbord op de deur stond nog op Open.
“Kom op, Chester,” zei Lacey tegen haar harige vriend. “Laten we eens kijken wat er aan de hand is.”
Ze staken de straat over en gingen de patisserie binnen.
Meteen hoorde Lacey kabaal uit de keuken komen. Het klonk als het gebruikelijke gekletter van potten en pannen, alleen dan in overdrive.
“Tom?” riep ze een beetje nerveus.
“Hey!” klonk zijn stem uit de keuken. Hij klonk net zo vrolijk als normaal.
Nu Lacey wist dat hij niet beroofd werd door een of andere macaron-dief, kon ze zich ontspannen. Ze liet zich op haar vaste kruk glijden, terwijl het gekletter voortduurde.
“Is alles in orde daarachter?” vroeg ze.
“Prima!” antwoordde Tom.
Een moment later verscheen hij in de gewelfde doorgang van de kitchenette. Hij had zijn schort om en dat was—net als zijn kleren en zijn haar—bedekt met bloem. “Er heeft zich een kleine ramp voltrokken.”
“Klein?” vroeg Lacey spottend. Nu ze wist dat Tom niet in gevecht was met een indringer, kon ze de humor van de situatie wel waarderen.
“Het is Paul,” begon Tom.
“Wat heeft hij nú weer gedaan?” vroeg Lacey. Ze herinnerde zich de keer dat Toms leerling per ongeluk bakpoeder had gebruikt in plaats van bloem, zodat een hele grote batch deeg onbruikbaar was.
Tom hield twee vrijwel identiek uitziende witte pakken omhoog. Op de linker stond in vervaagde letters: Suiker. Op de rechter: Zout.
“Ah,” zei Lacey.
Tom knikte. “Yup. Het is de batch voor de zoete deegwaren van morgenochtend. Ik moet alles opnieuw maken, of ik riskeer de woede van de plaatselijke inwoners wanneer zij er morgenochtend achter komen dat ik geen ontbijt voor ze heb.”
“Betekent dit dat je onze afspraak voor vanavond moet afzeggen?” vroeg Lacey. De humor die ze zojuist had gevoeld werd ineens vervangen door een zware teleurstelling.
Tom wierp haar een verontschuldigende blik toe. “Het spijt me zo. Laten we het verzetten. Morgen? Dan kom ik langs om voor je te koken.”
“Dan kan ik niet,” antwoordde Lacey. “Dan heb ik die meeting met Ivan.”
“Het verkoopgesprek over het Crag Cottage,” zei Tom terwijl hij met zijn vingers knipte. “Natuurlijk. Ik weet het nog. Wat dacht je van woensdagavond?”
“Vertrek jij woensdag niet naar die focaccia cursus?”
Tom zag er verontrust uit. Hij keek op de kalender en slaakte een zucht. “Oké, dat is vólgende week woensdag.” Hij grinnikte. “Je liet me schrikken. Oh, maar ik ben woensdagavond toch druk. En donderdag—”
“Is badminton training,” maakte Lacey zijn zin af.
“Wat betekent dat ik pas vrijdag kan. Werkt vrijdag voor jou?”
Zijn toon was net zo onbezorgd als normaal, merkte Lacey op, maar zijn blasé houding betreffende het annuleren van hun plannen stak haar. Hij leek het helemaal niet erg te vinden dat ze elkaar pas tegen het einde van de week weer konden zien.
Hoewel Lacey dondersgoed wist dat ze vrijdag geen plannen had, hoorde ze zichzelf zeggen, “Ik moet even mijn agenda checken en dan laat ik het je weten.”
De woorden waren nog maar net uit haar mond of ze voelde een nieuwe emotie naar binnen sluipen die zich met de teleurstelling vermengde. Tot Lacey’s verrassing was het opluchting.
Opluchting dat het romantische afspraakje met Tom pas aan het einde van de week was? Ze begreep niet waar de opluchting vandaan kwam. Ineens voelde ze zich schuldig.
“Ja hoor,” zei Tom, die het niet op leek te merken. “We kunnen het onder voorbehoud afspreken en de volgende keer iets extra leuks doen, als we het allebei minder druk hebben?” Hij zweeg even om op haar antwoord te wachten. Toen dat niet kwam voegde hij toe, “Lacey?”
Ze kwam met een schok terug in het heden. “Ja… Oké. Klinkt goed.”
Tom liep naar haar toe en leunde met zijn ellebogen