Bijna Verloren. Блейк Пирс
wogen, en droeg ze voor haar naar binnen.
‘We hebben één garage, voor de Land Rover. Maar buiten parkeren is geen probleem. Het huis is eenvoudig. Rechts zie je de woonkamer, recht vooruit de keuken en links de eetkamer, waarvan we overigens hoogstzelden gebruikmaken. Dus hebben we die kamer omgedoopt tot legpuzzel-, lees- en speelkamer. Zoals je kunt zien.’
‘Wie is de puzzelaar?’
‘Madison. Ze houdt van handenarbeid, knutselen; eigenlijk alles wat met creëren en doen te maken heeft.’
‘En ze is nog sportief ook,’ zei Cassie, ‘een dame met vele talenten.’
‘Ik ben bang dat huiswerk maken het zwakste punt van Maddie is. Ze heeft bijles nodig, vooral in wiskunde. Dus, alle steun die je kunt bieden, is van harte welkom, al was het alleen maar op moreel niveau.’
‘En Dylan?’
‘Hij is een verwoed fietser. Hij heeft helemaal niets met andere sporten. Hij denkt lineair en haalt alleen maar tienen. Hij heeft het niet zo op sociale contacten. Soms is het uitkijken met ’m, want hij is erg gevoelig. En hij kan opvliegend zijn wanneer hij zich onder druk gezet voelt.’
Cassie knikte, erkentelijk voor alle informatie die van pas kon komen in haar nieuwe functie.
‘Dit is jouw kamer hier. Laten we je spullen naar binnen brengen.’
De kleine kamer had een grandioos uitzicht op zee. Ze was uitgevoerd in azuurblauw en wit, en zag er rein en aantrekkelijk uit. Ryan zette de grootste tas aan het voeteneind van het bed en de kleinere op de blauwwit gestreepte leunstoel.
‘De logeerkamer is aan het begin van de overloop. Dan heb je Madisons kamer aan die kant, en die van Dylan aan de andere kant. Die van mij is op het eind. Dan blijft er één kamer over die ik je nog moet laten zien.’
Hij begeleidde haar terug naar beneden en ze liepen de woonkamer in. Daarnaast, achter de glazen deuren die ze al eerder gezien had, zag Cassie een uitbouw met smeedijzeren meubels.
‘Wauw’, zei ze.
Het uitzicht op zee vandaaruit was in één woord adembenemend. Er was een steile afgrond naar de oceaan. Ze kon de branding op de rotsen daar beneden horen.
‘Dit is mijn speciale plekje. Ik zit hier iedere avond na het eten om tot mezelf te komen, meestal met een glas wijn. Je bent van harte welkom om me gezelschap te komen houden wanneer je maar wilt. Wijn is niet verplicht, maar warme en winddichte kleding wel. Er zit een stevig dak op, maar het glas ontbreekt nog. Ik heb overwogen om het zelf te doen, maar kwam er al doende achter dat het vakwerk is. Daarbuiten, met het geluid van de branding, en met af en toe een vlaag buiswater op stormachtige avonden, voel je je zo één met de oceaan. Ga maar kijken.’
Hij opende de schuifdeur en Cassie liep de veranda op. Ze greep zich vast aan de reling en boog zich voorover. Terwijl ze dat deed, werd ze overmand door duizeligheid. Ze stond niet langer aan de kust van Devon. Ze leunde over een stenen borstwering en staarde vol afschuw naar het verwrongen lichaam in de diepte. Ze voelde de kou van de stenen balustrade in haar vingers. Ze herinnerde zich de zweem van parfum die in de luxueuze slaapkamer was blijven hangen, hoe ze misselijkheid had voelen opkomen, haar benen dienst hadden geweigerd en ze gedreigd had flauw te vallen. En ook hoe ze niet in staat was geweest zich de gebeurtenissen van de vorige avond helder voor de geest te halen. Haar nachtmerries, altijd al gruwelijk, waren nog veel erger en levendiger geworden sinds die noodlottige nacht. Soms wist ze niet goed waar herinneringen ophielden en dromen begonnen. Cassie had gedacht dat ze die doodsbange ik voorgoed achter zich gelaten had. Maar nu, terwijl de duisternis uit de diepte op haar toevloog om haar te verzwelgen, drong de afschuwelijke waarheid tot haar door – al die herinneringen en de aanverwante angst waren een onlosmakelijk deel van haar.
‘Nee!’ wilde ze gillen, maar haar eigen stem scheen van een verre afgelegen plek te komen en alles wat uit haar keel kwam was een schor, bijna onhoorbaar gefluister.
HOOFDSTUK VIER
‘Kalm, rustig aan maar. Gewoon blijven doorademen… in, uit, in, uit.’
Ze opende haar ogen en ontdekte, dat ze neerkeek op de solide vloer van de veranda. Ze zat in een van de smeedijzeren stoelen, met het hoofd tussen haar knieën. Sterke handen hielden haar bij de schouders vast en ondersteunden haar. De sterke handen behoorden toe aan Ryan, haar nieuwe werkgever. Het waren zíjn handen en zíjn stem. Wat was er gebeurd? Ze had een paniekaanval gekregen en zich als een idioot aangesteld. Ze wilde gauw rechtop gaan zitten.
‘Rustig maar, kalm aan.’
Cassie snakte naar adem. Haar hoofd was draaierig en het leek even of ze naar haar zelf stond te kijken – een soort buitenlichamelijke ervaring.
‘Je had een ernstige vlaag van hoogtevrees net. Ik dacht heel even dat je over de balustrade zou kukelen’, zei Ryan. ‘Ik kreeg je nog net op tijd te pakken voor je flauwviel. Hoe voel je je?’
Ja, hoe voelde ze zich? Ze had het steenkoud, voelde zich licht in haar hoofd en schaamde zich diep. Ze had zo haar best gedaan een goede indruk te maken, om zijn eerste indruk van haar waar te maken. In plaats daarvan had ze de boel verknald. Ze had duidelijk iets uit te leggen. Maar, hoe kon ze het uitleggen? Als hij van de verschrikkingen wist die ze doorstaan had, en dat haar vorige werkgever op ditzelfde moment terechtstond voor moord, zou hij allicht van gedachten veranderen en tot de conclusie komen dat ze te labiel was om voor zijn kinderen te kunnen zorgdragen. Een paniekaanval kon immers heel goed aanleiding zijn tot bedenkingen. Het leek haar maar beter mee te gaan in zijn aanname – een aanval van hoogtevrees.
‘Ik voel me al beter’, stelde ze hem gerust. ‘Neem me niet kwalijk, ik had eraan moeten denken dat ik soms acrofobie heb wanneer ik grote hoogtes ontwend geraakt ben. Dat trekt altijd weer bij, hoor. Over een paar dagen ben ik er weer aan gewend.’
‘Goed om te weten. Maar wees zolang in hemelsnaam wel voorzichtig. Ben je al zover dat je weer kunt staan? Houd je maar aan mijn arm vast.’
Cassie kwam overeind en leunde zwaar op Ryan, totdat ze het gevoel had dat haar benen haar weer droegen. Langzaam leidde hij haar terug de woonkamer in.
‘Ik ben alweer oké.’
‘Weet je ’t zeker?’
Hij liet haar behoedzaam los.
‘Ga jij nu maar kalm je spullen uitpakken of even rusten. We gaan om halfzeven aan tafel.’
Cassie nam ruim de tijd om haar kleren netjes in de stijlvolle witte garderobe op te bergen. Haar pillen stopte ze achterin de bureaulade. Ze verwachtte niet dat de gezinsleden haar spullen zouden doorzoeken als ze er niet was, maar ze wilde als het even kon ongemakkelijke vragen over haar angstmedicatie vermijden; helemaal na haar paniekaanval van zojuist. Gelukkig had ze zichzelf snel weer in de hand gehad. Dat moest een teken zijn dat de zaak redelijk onder controle was. Ze prentte zichzelf in dat ze haar medicijnen moest innemen voordat ze met de anderen aan tafel ging. Gewoon, voor het geval dat.
De heerlijke geur van voedselbereiding zwierde ver voor halfzeven al door het huis. Cassie wachtte tot kwart over zes en trok toen een van haar charmantste topjes aan, eentje met kralen rond de halsopening. Ze bracht lipgloss aan en een vleugje mascara. Ze wilde er goed uitzien voor Ryan. Ze maakte zichzelf wijs dat het belangrijk was een goede indruk te maken na de paniekaanval van vanmiddag. Maar als ze eraan terugdacht, kreeg de herinnering aan Ryans gespierde armen die haar ondersteunden, merkwaardig genoeg de overhand. Ze werd zelfs weer een beetje licht in haar hoofd bij de herinnering aan hoe krachtig en tegelijk teder hij opgetreden had. Bij het verlaten van haar kamer botste ze tegen Madison op, ook op weg naar de keuken.
‘Wat ruikt het lekker, hè’, zei Madison tegen Cassie.
‘Is dat je favoriete schotel?’
‘Om eerlijk te zijn houd ik er alleen van als pappa het klaarmaakt. Anders hoef ik het niet zo. In restaurants doen ze het anders. Daarom moet ik eigenlijk zeggen: mijn favoriete thuisschotel. Op de tweede plaats komt gebraden kip. Op de derde saucijsjes. En als we buiten de deur eten, neem ik meestal vis met frietjes. En ik ben ook dol op pizza. Hamburgers moet ik absoluut niet, waar Dylan toevallig weer wel verzot op is. Maar in restaurants