Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001). Nederland
belastingplichtige ter beschikking staat geen gevolgen voor de verlaging, zolang die auto aan de betreffende belastingplichtige ter beschikking staat.
18. In afwijking van het zestiende lid blijft na vervanging van de CO2-uitstootgrenzen in het tweede of derde lid, met betrekking tot een auto waarvan het kenteken voor het eerst op naam is gesteld op of na 1 januari 2012 en die een CO2-uitstoot heeft van niet hoger dan 50 gram per kilometer voor een periode van 60 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld, de verlaging van toepassing ingevolge de begrenzingen die golden op de datum van de eerste tenaamstelling, en voor direct daaropvolgende periodes van telkens 60 maanden, de verlaging ingevolge de begrenzingen zoals die gelden op de laatste dag van de direct daaraan voorafgaande periode van 60 maanden.
19. In afwijking van het zestiende lid wordt de onttrekking, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, met betrekking tot een auto waarvan het kenteken vóór 1 januari 2012 voor het eerst op naam is gesteld en die een CO2-uitstoot heeft van 0 gram per kilometer, tot 1 januari 2017 verlaagd met 25 % van de waarde van de auto en daarna met het hoogste percentage aan verlaging dat op dat tijdstip in het tweede of derde lid van dit artikel wordt genoemd.
20. In afwijking van het zestiende lid wordt de onttrekking, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, met betrekking tot een auto waarvan het kenteken vóór 1 januari 2012 voor het eerst op naam is gesteld en die een CO2-uitstoot heeft van meer dan 0 gram per kilometer, maar niet meer dan 50 gram per kilometer, van 1 januari 2012 tot 1 januari 2017 verlaagd met 25 % van de waarde van de auto, en geldt voor direct daaropvolgende periodes van telkens 60 maanden een verlaging ingevolge de begrenzingen van het tweede of derde lid van dit artikel zoals die gelden op de laatste dag van de direct daaraan voorafgaande periode van 60 maanden.
21. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot een auto waarvan de datum van de eerste tenaamstelling van het kenteken niet overeenkomt met de datum van eerste toelating op de weg van die auto.
Artikel 3.21. Bonusaandelen van beleggingsinstellingen
Bij het bepalen van de winst wordt mede in aanmerking genomen de nominale waarde van aandelen die worden uitgereikt door een lichaam dat wordt aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voorzover niet blijkt dat storting heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. Bijschrijving op die aandelen wordt met uitreiking van aandelen gelijkgesteld.
Artikel 3.22. Winst uit zeescheepvaart aan de hand van tonnage
1. Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van de artikelen 3.8 tot en met 3.20, 3.25 tot en met 3.65, en 3.79, de winst uit zeescheepvaart bepaald aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald.
2. Het verzoek wordt gedaan in het eerste jaar waarin de belastingplichtige uit de desbetreffende onderneming winst uit zeescheepvaart geniet, dan wel in het tiende jaar of een veelvoud daarvan nadien. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
3. Bij inwilliging van het verzoek geldt dit met ingang van het jaar waarin het verzoek is gedaan en tot wederopzegging door de belastingplichtige, waarbij wederopzegging alleen mogelijk is met ingang van het tiende jaar of een veelvoud daarvan na het einde van het jaar met ingang waarvan de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald aan de hand van de tonnage.
4. Voor de toepassing van dit artikel, artikel 3.23 en artikel 3.24 wordt onder de winst uit zeescheepvaart verstaan:
a. de winst behaald met de exploitatie van een schip bestemd voor:
1°. het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee;
2°. het vervoer van zaken of personen over zee ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee;
3°. de exploratie van de zeebodem;
4°. het leggen van kabels dan wel pijpen op de zeebodem, of
5°. het verrichten van takel- en hefwerkzaamheden op zee aan schepen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Schepenwet of aan installaties ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee;
b. de winst behaald met de exploitatie van een schip bestemd voor:
1°. baggerwerkzaamheden op zee waarvan de jaarlijkse bedrijfstijd grotendeels uit zeevervoer bestaat, of
2°. het verrichten van sleep- en hulpwerkzaamheden op zee aan schepen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Schepenwet, niet zijnde een schip waarvan het geheel van werkzaamheden en activiteiten grotendeels bestaat uit het meren, ontmeren en verhalen van zeeschepen die gebruik maken van eigen voortstuwing en die inkomen van of uitgaan naar zee, en
c. de winst behaald met de werkzaamheden die direct samenhangen met de in onderdeel a en b bedoelde exploitatie van een schip.
5. Voor de toepassing van dit artikel, artikel 3.23 en artikel 3.24 is sprake van exploitatie van een schip, indien de belastingplichtige:
a. in Nederland in belangrijke mate het beheer verricht van het schip, het schip de vlag voert van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte en de belastingplichtige het schip:
1°. in eigendom heeft of mede in eigendom heeft en niet in rompbevrachting heeft gegeven, of
2°. in rompbevrachting houdt;
b. in Nederland hoofdzakelijk het commerciële beheer verricht van het schip voor een ander, mits de belastingplichtige daarnaast een of meer schepen beheert op een wijze als bedoeld in de aanhef en onderdeel a, waarbij schepen in mede-eigendom alleen in aanmerking worden genomen indien die mede-eigendom ten minste 5 % beloopt;
c. het schip in tijd- of reischarter houdt, mits de belastingplichtige daarnaast een of meer schepen beheert op een wijze als bedoeld in de aanhef en onderdeel a, waarbij schepen in mede-eigendom alleen in aanmerking worden genomen indien die mede-eigendom ten minste 5 % beloopt, of
d. in Nederland voor een ander het volledige bemanning- en technische beheer verricht van het schip.
6. In afwijking van het vijfde lid, onderdeel a, is de voorwaarde dat het schip de vlag voert van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte niet van toepassing indien:
a. direct voorafgaand aan het moment van in gebruik nemen van het schip door de belastingplichtige, de netto-tonnage van de reeds door hem geëxploiteerde kwalificerende schepen die de vlag voeren van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte, als percentage van de totale netto-tonnage van de reeds door hem geëxploiteerde kwalificerende schepen, niet is afgenomen ten opzichte van het overeenkomstig berekende percentage op 17 januari 2004 dan wel, zo dit later is, het overeenkomstig berekende percentage aan het einde van het boekjaar waarin de belastingplichtige voor het eerst de winst uit zeescheepvaart heeft bepaald overeenkomstig het eerste lid, of
b. direct voorafgaand aan het moment van in gebruik nemen van het schip door de belastingplichtige, de netto-tonnage van de reeds door hem geëxploiteerde kwalificerende schepen die de vlag voeren van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte, ten minste 60 procent bedraagt van de totale netto-tonnage van de reeds door hem geëxploiteerde kwalificerende schepen, of
c. met betrekking tot het kalenderjaar van het in gebruik nemen van het schip door de belastingplichtige, voor de aanvang van dat jaar bij ministeriële regeling is bepaald dat op landelijk niveau de netto-tonnage van kwalificerende schepen die de vlag voeren van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte als percentage van de netto-tonnage van kwalificerende schepen in een bepaalde periode vergeleken met de daaraan voorafgaande periode, niet is afgenomen.
7. Van de toepassing van het zesde lid zijn uitgesloten schepen waarmee winst uit zeescheepvaart wordt behaald als bedoeld in het vierde lid, onder b.
8. Voor