Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001). Nederland

Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001) - Nederland


Скачать книгу
betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.

      Artikel 3.38. Terugnemen willekeurige afschrijving

      Indien op een bedrijfsmiddel willekeurig is afgeschreven en op enig tijdstip binnen een bij ministeriële regeling te bepalen periode niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens de artikelen 3.31 en 3.34 gestelde voorwaarden met betrekking tot dat bedrijfsmiddel, wordt op dat tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel gesteld op de boekwaarde die zou zijn bereikt indien geen willekeurige afschrijving zou hebben plaatsgevonden.

      Artikel 3.39. Toepasselijk regime afschrijvingen

      Willekeurige afschrijving op bedrijfsmiddelen vindt plaats volgens de regels voor het tijdvak waarin voor de verwerving of de verbetering van het bedrijfsmiddel verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt.

      Artikel 3.40. Investeringsaftrek

      Indien wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen kan door de belastingplichtigenaast de afschrijvingen een deel van het investeringsbedrag aanvullend ten laste van de winst worden gebracht (investeringsaftrek). Investeringsaftrek kan de vorm hebben van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, van energie-investeringsaftrek en van milieu-investeringsaftrek.

      Artikel 3.41. Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

      1. Indien in een kalenderjaar wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen, en de belastingplichtige daarvoor bij de aangifte kiest, wordt een op de voet van het tweede lid berekende kleinschaligheidsinvesteringsaftrek ten laste gebracht van de winst over dat jaar.

      2. Bij een investeringsbedrag in een kalenderjaar van:

      meer dan maar niet meer dan bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

      € 2 300

      0

      € 2 300

      € 55 248

      28 % van het investeringsbedrag

      € 55 248

      € 102 311

      € 15 470

      € 102 311

      € 306 931

      € 15 470 verminderd met 7,56%

      van het gedeelte van het

      investeringsbedrag dat de € 102 311 te boven gaat

      € 306 931

      –

      0

      3. Indien de onderneming van de belastingplichtige deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer andere belastingplichtigen die daarbij winst uit onderneming genieten of belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting, worden voor de toepassing van het tweede lid hun investeringen voor het samenwerkingsverband samengeteld.

      Artikel 3.42. Energie-investeringsaftrek

      1. Indien in een kalenderjaar in een onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft, wordt geïnvesteerd in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen met betrekking waartoe op een door de ondernemer gedaan verzoek door Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is verklaard dat sprake is van energie-investeringen, en de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, wordt een in het derde lid aangewezen percentage van het bedrag aan energie-investeringen ten laste gebracht van de winst over dat jaar (energie-investeringsaftrek).

      2. Energie-investeringen zijn investeringen die door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en na overleg met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu bij ministeriële regeling zijn aangewezen als investeringen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie.

      3. Bij een bedrag aan energie-investeringen in een kalenderjaar van meer dan € 2300 bedraagt de energie-investeringsaftrek 41,5 percent.

      4. Als bedrag aan energie-investeringen wordt ten hoogste in aanmerking genomen:

      a. indien de onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft geen deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer andere ondernemers die daarbij voor eigen rekening een onderneming drijven of belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting: € 118 000 000;

      b. indien de onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft wel deel uitmaakt van een zodanig samenwerkingsverband: € 118 000 000 vermenigvuldigd met het bedrag aan energie-investeringen van de ondernemer en gedeeld door het gezamenlijke bedrag aan energie-investeringen van de ondernemer en de bedoelde andere deelnemers aan het samenwerkingsverband.

      5. Onder de aanschaffings- of voortbrengingskosten ter zake van een energie-investering als bedoeld in het eerste lid, worden, indien de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, tevens begrepen de kosten van een advies ter zake van energiebesparende maatregelen in gebouwen of bij processen dat op die investering of mede op die investering betrekking heeft en voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.

      6. De energie-investeringsaftrek is van toepassing indien de energie-investering is aangemeld bij Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

      7. Bij ministeriële regeling kunnen:

      a. in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde verklaring en

      b. regels worden gesteld met betrekking tot het zesde lid.

      8. Tegen de in het eerste lid bedoelde verklaring staat beroep open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen de belanghebbende en Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.

      Artikel 3.42a. Milieu-investeringsaftrek

      1. Indien in een kalenderjaar in een onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft, wordt geïnvesteerd in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen, en de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, wordt een in het derde lid aangewezen percentage van het bedrag aan milieu-investeringen in de onderscheiden categorieën ten laste gebracht van de winst over dat jaar (milieu-investeringsaftrek).

      2. Milieu-investeringen zijn investeringen, behorend tot categorie I, II respectievelijk III, die door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in overeenstemming met Onze Minister en na overleg met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij ministeriële regeling zijn aangewezen in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu.

      3. Bij een bedrag aan milieu-investeringen in een kalenderjaar van meer dan € 2300 bedraagt de milieu-investeringsaftrek voor milieu-investeringen die behoren tot categorie I 36 percent, voor milieu-investeringen die behoren tot categorie II 27 percent en voor milieu-investeringen die behoren tot categorie III 13,5 percent.

      4. Onder de aanschaffings- of voortbrengingskosten ter zake van een milieu-investering als bedoeld in het eerste lid, worden, indien de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, tevens begrepen de kosten van een advies ter zake van:

      a. vermindering van emissies, veroorzaakt door bestaande en toekomstige activiteiten in een door de onderneming beheerd, bestaand object;

      b. het ontwikkelen en aanpassen van processen en producten die leiden tot een vermindering van de belasting van het milieu;

      mits dat advies op de aangewezen


Скачать книгу