Het Eiland Texel en Zijne Bewoners. Allan Francis

Het Eiland Texel en Zijne Bewoners - Allan Francis


Скачать книгу
zou doch kunnen gelooven dat Maselandt, of Maaslandt, aan Texel grenst?

      „Ik gisse derhalven, dat in de oorspronkelijke Handtvest gestaan heeft Wasalant, dat is Westland, en dat ’er het woordt Fries niet tusschen gestelt is geweest, dewijl het zonder dat kenbaar genoeg was; naardien daar gesproken wordt van Frieslandt gelegen aan den anderen kant van de rivier Kinnem. Eveneens als Menco van Werum, op het jaar 1256, met diezelfde spreekwijze de Friezen aan dezen kant van het Vlie, alleenlijk Westlinge genaamt heeft. Invoegen Graaf Diderik de II, door deze Gifte ook recht heeft gekreegen op West-Fries-Landt, hetwelk is tusschen ’t overgroote Meer (de Zuiderzee) en de kleinere Meeren: dat is van het Y af tot aan den Yssel. Want men vindt geene andere Gifte, uit kragt van welke de Hollandtsche Graven zich dat recht hebben aangematigt.” (Tot dus verre de Heer Alting.) (Alting, Nat. Germ. Infer. Pars II, fol. 198.) Dat Maaslandt in de voornoemde Handtvest van Keizer Otto den III, gestelt wordt tot een zuidergrens van het Graafschap Kinhem, schrijft de Heer Alting hierboven (zie Kinnem;) hoewel in den Giftbrief zelf deze drie Graafschappen alleenlijk neffens malkander gestelt worden, Masalandt, Kinhem en Texla; zonder eenige bepalinge van de gelegentheit of grensscheidinge. Doch het is te verwonderen, dat noch de Hoog Edele Heer Douza van Noordtwijk, noch Petrus Scriverius in zijne Aanteekeningen over de Hollandtsche Kronijk, noch ook Mattheus Vossius, noch de Heer Professor Ant. Mattheus, dit woordt niet gewraakt, en de wanschiklijkheit daarvan aangetoont en verbetert hebben. Want het is zonneklaar dat Maaslandt, Masalanda, in geenerlei maniere zich tot aan Kinhem of Texel heeft uitgestrekt. Maar misschien is deze benaminge, hoe ongerijmt ook, zoodanig gesterkt en gestaaft door de achtbaarheit van Melis Stoke, dat niemandt daar aan heeft durven tornen. Want deze zingt aldus in zijne Rijm-Kronijk:

      „In die Graafschap, die men dus noemt,

      Kinhem, Texela, ende Maeslant”

      Welk woordt, indien het hier een gevoegelijke plaats kan hebben, zonder van verbastering verdacht te zijn, moest men ten minste aanwijzen, wat landtstreek dus genoemd is, en van waar men dien naam gekregen heeft; waaromtrent de Uitgever van dien Rijmer ons geen bericht of opening doet. Nu was het wel niet meer omslags te zeggen, dat dit woordt door de Afschrijvers alzoo wel bij Melis Stoke is verbastert, als in den Giftbrief zelf. Maar het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat deze schrijver waarlijk zoo geschreven heeft, en dat het Afschrift bij hem gezien, zijnde ruim drie eeuwen nadat de Handtvest gegeven was, toen al door onkunde en door vooroordeel van dezulken, die liever eene kenbare benaming van Maaslandt, als eene ongewone en onkenbare van Waaslandt, wilden aannemen en schrijven, bedorven is geweest.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      Het Eiland Marken en zijne bewoners; met 2 kaartjes, te Amsterdam, bij Weijtingh & Van der Haart, 1854.

      2

      Aanvankelijk hadden wij het plan gevormd, om een afzonderlijk kaartje van de Texelsche Zeegaten bij het werkje te voegen. – Dan, opmerkzaam gemaakt zijnde, dat het, met betrekking tot het eiland zelf, doelmatiger zijn zoude, zoo beide kaarten (die van het Eiland en die van de Zeegaten) op ééne kaart werden overgebragt, hebben wij ons volgaarne de moeite getroost, om, in het belang van het werkje, beide kaarten op

1

Het Eiland Marken en zijne bewoners; met 2 kaartjes, te Amsterdam, bij Weijtingh & Van der Haart, 1854.

2

Aanvankelijk hadden wij het plan gevormd, om een afzonderlijk kaartje van de Texelsche Zeegaten bij het werkje te voegen. – Dan, opmerkzaam gemaakt zijnde, dat het, met betrekking tot het eiland zelf, doelmatiger zijn zoude, zoo beide kaarten (die van het Eiland en die van de Zeegaten) op ééne kaart werden overgebragt, hebben wij ons volgaarne de moeite getroost, om, in het belang van het werkje, beide kaarten op eene grootere schaal over te brengen, en tot één geheel te vereenigen.

3

„Noorder-Haaks, zandbank in de Noordzee, vóór het Marsdiep, Zuidwest van het eiland Texel, thans het Noordelijke gedeelte van de Haaks uitmakende. Ten Noord-Oosten loopt het Noordergat, dat haar van de Horst, of de Zuid-Westelijke punt van Texel, scheidt, ten Zuiden werd zij vroeger door de Breede-Wei en het Zuidwestergat van de Zuider-Haaks gescheiden; thans daarmede verbonden, wordt zij nog door eene geul of sleuf, het Duikersgat geheeten, in tweeën gescheiden, van welke het Zuidelijke gedeelte den Middenrug genoemd wordt.”

„Zuider-Haaks, zandbank in de Noordzee, ten westen van den Helder, waarvan zij door het Schulpegat gescheiden is, terwijl zij ten Noorden thans met de Noorder-Haaks is vereenigd.”

(Van der Aa. Aardr. Woordenboek, V deel, bl: 11.)

4

De kleuren van Texel’s vlag zijn ons verschillend opgegeven. Men deelde mij onlangs mede dat dezelve oudtijds groen en rood zouden geweest zijn.

5

Naar men mij verhaalde, had zich de sterfte onder het hoornvee, vóór 1789, slechts éénmaal op Texel vertoond. Een boer, die, naar huis reizende, in het Zijperschuitje zich nedergezet had op een hoop rundervellen, afkomstig van dezulken, die aan de besmetting gestorven waren, en, zoodra hij te huis kwam, naar het veld gegaan was om zijne beesten te melken, bragt de ziekte over, met dat gevolg, dat niet alleen zijn’ stal, maar ook vele andere stallen aan den Hoorn, geheel uitstierven, zonder dat de ziekte zich evenwel verder over het eiland verspreidde.

6

Een groot verschil voorwaar met het jaar 1383, toen er op Texel geene merriën mogten gehouden worden; zijnde men toen verpligt, zich daarvan vóór Kersavond te ontdoen. —

7

In 1854 werden er 1.400.000 oesters gevangen, die gemiddeld à ƒ 10 per 1000 werden verkocht.

8

De wiermaaijerij leverde hier in 1850: 170,000 ℔ wier, ter waarde van ƒ 10,000; in 1851: 120,000 ℔, ter waarde van ƒ 4,200; in 1852: 150,000 ℔, ter waarde van ƒ 8,250; en in 1853: 300,000 ℔ ter waarde van ƒ 19,000.

9

Vooral levert de Schelpbank in het Eijerlandsche Gat eene gunstige opbrengst.

10

Zie de achter dit Werk gevoegde Staat van de veranderingen aan het Strand en de Duinen, enz., overgenomen uit het Provinciaal Verslag van Noord-Holland, over 1854.

11

Sturiërs… Zij hadden van voren tot grenspalen de Noordzee, van achteren en aan beide zijden waren zij besloten door rivieren, namelijk de Sala of IJsselstroom, die, eer Drusus den Rijn daarin bragt, zich bij het eiland Texel ontlastte, en de Vliestroom. Verder waren zij omringd van het Meer, hetwelk tusschen het eiland Flevo en het verdere strand der Friezen lag, alsook door denzelfden Vliestroom, wederom smaller geworden zijnde: zoodat het voornoemde eiland binnen die palen begrepen was. Enz. (Van der Aa, Aardr. Woordenb.)

12

Zie voorts Aanteekening, in het laatste Hoofdstuk van dit Werk.

13

Zie ook: Het Eiland Wieringen en zijne Bewoners, geschetst door F. Allan. Amsterdam, Weijtingh en van der H


Скачать книгу