Vadertje Langbeen. Джин Уэбстер
Ik heb wel eens met Kerstmis wollen wanten gekregen, maar nog nooit echte handschoenen met vijf vingers. En dan glacés! Is het geen rijkdom? Lach niet, ik moet je nog iets biechten. Ik trek ze elk oogenblik uit en aan en vind het alleen maar doodjammer, dat ik ze niet in de klas kan dragen!
(Daar luidt de etensbel. Dag!).
O Vadertje Langbeen, ik heb je zoo iets prettigs te vertellen! De Engelsche leerares zei, dat mijn laatste opstel veel oorspronkelijke gedachten inhoudt. Dat zei ze woordelijk, zeg! Je kunt het haast niet gelooven, hè, als je denkt aan het leven, dat ik achttien heele jaren heb moeten leiden. Zooals je wel weet (en zeker ook van harte goedkeurt) is het doel van het John Grier Home om 97 vondelingen in 97 gelijk- en gelijkvormige kinderen te herscheppen.
Ja, van mijn buitengewonen teekenaanleg gaf ik al in mijn prilste jeugd blijk, getuige de vele spotprentjes op Juffrouw Lippett op de deur van de loods.
Ik hoop dat ik je niet kwets, wanneer ik het instituut zoo bekritiseer. Je weet wel, dat jij de grootste macht in handen hebt, want als je me al te brutaal vindt, kun je altijd een eind aan mijn maandgeld maken. Het is niet erg beleefd dat ik dat zeg, hè Vadertje, maar hoe kun je ook van mij manieren verwachten: een vondelingengesticht is nu eenmaal geen jongedameskostschool.
Zeg, weet je, het is niet het werk dat me hier zwaar valt, het moeilijkste is voor mij onze vrije tijd. Ik weet haast nooit waar de meisjes het over hebben. Hun grappen schijnen op dingen betrekking te hebben, die iedereen behalve ik hier weet. Ik ben een vreemde eend in de bijt en versta hun taal niet. O, het is een ellendig gevoel en ik heb het mijn heele leven gehad. Op de middelbare school stonden de meisjes in groepjes bij elkaar en keken naar mij. Ik was altijd alleen en heel anders dan de anderen en iedereen vond me gek. Ik voelde „John Grier Home” op mijn voorhoofd branden. Een paar, die medelijden met me hadden, kwamen dan wel eens naar me toe en zeiden iets tegen me. O, ik had het land aan iedereen, maar nog het allermeest aan die medelijdende schapen.
VONDELINGEN TYPE
van achteren van voren
Niemand weet hier, dat ik uit een vondelingengesticht kom. Ik vertelde Sallie McBride, dat mijn ouders gestorven waren en dat een lieve, oude heer mij naar College had gestuurd. En dat is tot zoover ook heelemaal waar. Denk nu alsjeblieft niet dat ik laf ben, maar begrijp dan toch, Vadertje, ik wou zoo graag net als de andere meisjes zijn en dat ellendige gesticht zou nog mijn heele leven kunnen bederven. Daardoor alleen ben ik anders dan gewone meisjes, maar als ik dit huis den rug toe draai en er nooit meer aan denk dan geloof ik, dat ik nog net zoo als de anderen kan worden. Want ik geloof toch niet dat er een werkelijk bestaand verschil tusschen ons is. Jij wel?
In elk geval houdt Sallie McBride toch van mij!
Dag Vadertje, hartelijke groeten van
Ik lees zoo net mijn brief van gisteren over. Hij is niet erg aardig, wel? Maar begrijp je dan ook niet, dat ik van morgen over een te voren opgegeven onderwerp moet spreken en repetitie meetkunde heb, terwijl het met dat al nog vreeselijk koud is bovendien?
Ik vergat mijn brief gisteren te posten en wil er nu nog even een verontwaardigd P.S. bijschrijven. Vanmorgen preekte een bisschop hier en waarover denk je wel dat hij het had?
„De schoonste belofte in den Bijbel is deze: „De armen zult gij altijd bij u hebben”. De armen zijn hier op aarde opdat wij barmhartigheid zullen leeren”.
Luister goed dan zul je begrijpen, dat de armen als zoo'n soort nuttig huisdier in de wereld dienst doen. Wanneer ik hier niet een volmaakte lady moest wezen zou ik na den dienst naar hem toegegaan zijn en hem eens flink hebben verteld, hoe ik daarover wel dacht.
Judy op het Korfbalveld
Lieve Vadertje Langbeen,
Ik ben in het Korfbal twaalftal en ik wou dat je de rozet op mijn linkerschouder eens kon zien. Ze is blauw met bruin en binnen in een klein oranje knoopje. Julia Pendleton wilde ook in het twaalftal komen, maar ze kwam er lekker niet in. Hoera!
Nu zie je eens, wat een min schepseltje ik ben.
O, ik vind het hier hoe langer hoe prettiger. Ik houd van de meisjes en de leeraressen en de lessen en de openluchtspelen en ook van het eten, dat we hier krijgen. Zeg, we krijgen twee keer in de week roomijs en nooit meer maismeelpap. Je wou eigenlijk maar één keer in de maand van me hooren, is het niet, en ik overstroom je elk oogenblik met mijn brieven. Maar denk eens aan, Vadertje, wat heb ik niet veel nieuws beleefd in dien korten tijd! Ik ben zoo opgewonden, dat ik er wel met iemand over moet spreken en jij bent de eenige dien ik ken. Erger je dus maar niet als ik het je zoo erg vaak lastig maak. Ik zal wel gauw weer tot bedaren komen en als mijn geschrijf je verveelt, wel, dan kun je mijn brieven altijd verscheuren en ze in je papiermand gooien. Ik beloof je plechtig, je nu niet meer te schrijven voor midden November.
Lieve Vadertje Langbeen,
Luister eens naar wat ik vandaag weer heb geleerd:
De ruimte van de bolle oppervlakte van de kegels van een regelmatige pyramide is het halve product van de som van den omtrek van zijn basis en de hoogte van elk van zijn trapeziums.
Het klinkt niet erg waarschijnlijk, maar het is tòch zoo en ik kan het bewijzen ook.
Ik heb nog nooit over mijn kleeren gesproken, wel Vadertje? Nu, hoor dan eens:
Ik heb zes japonnen, allemaal nieuw en mooi en extra voor mij gekocht en niet eerst voor een ander, die er nu uitgegroeid is. Misschien begrijp je niet eens, wat voor een punt van belang dat wel in het leven van een John Grier-Home-kind uitmaakt. Ik heb ze alle zes van jou gekregen en ik ben er je heel, heel dankbaar voor. Het is een zalig gevoel een goede opleiding te krijgen maar toch is het niets, vergeleken bij het overstelpend genot, de eigenares van zes nieuwe japonnen te zijn. Juffrouw Pritchard, die zooals je weet een geregelde bezoekster van het J. G. H. is, heeft ze voor me uitgezocht—gelukkig niet Juffrouw Lippett! Ik heb een avondjapon, zacht roze voile op roze zijde gewerkt (als ik die aan heb, ben ik heusch mooi) en een blauwe japon om naar de kerk te gaan en een japon voor 's avonds aan tafel, roode voile met een mooie Liberty rand (net een Zigeunermeisje is kleine Judy dan) en weer een andere met een roze zijden ceintuur en een grijs mantelcostuum en een daagsche japon om onder de les te dragen. Julia Rutledge Pendleton zou het niet veel bijzonders vinden, maar voor Jerusha Abbott is het een schat!
Nu denk je zeker: wat is ze toch een dom, frivool klein ding en waarvoor heb ik haar nu eigenlijk naar College gestuurd.
Maar kijk eens, Vadertje, als je, zooals ik, je heele leven lang geruite katoenen jurken hebt moeten dragen, zou je wel kunnen begrijpen wat ik nu voel. En toen ik naar de middelbare school ging, brak er voor mij een nog veel erger tijd aan dan die met de geruite jurken.
Toen kreeg ik de afleggers van de kinderen uit mijn klas.
O, je weet niet hoe vreeselijk ik het vond in die afleggertjes op school te komen! Ik was er zeker van, dat ik in de klas naast het meisje moest zitten, dat mijn kleeren eerst had opgedragen en ik voelde, dat ze zou gaan gichelen en fluisteren en ginnegappen met de anderen en er pret over zou maken. Het was zoo vernederend, de afgedragen kleeren van die nesten te moeten dragen, waaraan je zoo het land hebt, en het toch niet anders te kunnen! Al kon ik mijn heele verdere leven zijden kousen dragen, dan zou dat toch niet het verdriet uitwisschen, dat ik toen op school heb geleden!
Laatste oorlogsbulletin!!
Nieuws van het slagveld!
Bij de vierde rondte op Donderdag 13 November dreef Hannibal de voorhoede der Romeinen op de vlucht en leidde de Carthagers