Vadertje Langbeen. Джин Уэбстер
maand herexamen doen. Ik vind het heel naar als je nu teleurgesteld bent, maar anders kan het me niet zooveel schelen, want ik heb een macht dingen geleerd, die niet op het programma staan. Hoor maar: ik heb 17 boeken gelezen en bundels gedichten, werkelijk heel goede boeken, zooals: „Vanity fair” en „Richard Feverel” en „Alice in Wonderland” en ook nog „Emerson's Essays” en het eerste deel van Gibbon's „Roman Empire” en de helft van Benvenuto Cellini's „Life”—interessant is dat, vind je ook niet? Hij had de gewoonte 's morgens rond te zwerven en bij gelegenheid eens een man te dooden, alles vóór zijn ontbijt.
NIEUWS van de MAAND
Judy leert schaatsen rijden en over een heele hoogte springen
Ook langs een touw naar beneden glijden
Rokken zijn lastig!
Ze krijgt twee herexamens en stort heete tranen
Maar ze gaat hard aan 't werk.
Dus nu zie je, dat ik nog knapper ben dan wanneer ik dat alles niet had gelezen en alleen maar door mijn Latijn was gekomen. Wil je het me dus dezen éénen keer vergeven wanneer ik je beloof nooit, nooit meer voor iets te zakken?
Lieve Vadertje Langbeen.
Vandaag krijg je een extra brief in het midden van de maand, want ik voel me zoo alleen en verlang er naar, je weer eens te schrijven. Het stormt buiten en het sneeuwt aanhoudend. Alle lichten in het gebouw zijn al uitgedraaid, maar ik heb sterke koffie gedronken en kan nu niet in slaap komen.
Ik heb vandaag Sallie en Julia en Leonora te soupeeren gevraagd. We hadden sardines en toast en sla, kaas en koffie. Julia zei, dat het heel gezellig geweest was, maar Sallie bleef nog hier om me te helpen opruimen.
Het zou heel geschikt zijn, als ik nu vannacht nog wat voor mijn Latijn ging werken, maar ik moet je eerlijk bekennen, dat ik daar heel weinig voor voel. We hebben Livius en De Senectute uit en ik ben nu met De Amicitia begonnen.
Vind je het goed als ik me (alleen maar voor een tijdje) voorstel, dat jij mijn grootmoeder bent? Sallie heeft er een en Julia en Leonora hebben er zelfs twee en ze spraken er vanavond alle drie over. Ik zou, geloof ik, niets zoo graag willen, als ook een eigen grootmoedertje te hebben. Dat is zoo'n lief, eerwaardig familielid. Dus, als je er werkelijk niets tegen hebt.... Toen ik gisteren in de stad was, zag ik er een met een allerdoddigst zwart kanten kapje met lila linten. Ik zal het jou dus geven met je 83sten verjaardag.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
Dat is de klok van de kapel, die juist twaalf sloeg! Ik geloof, dat ik nu toch slaperig word.
Nacht Grootmoedertje! Ik houd heel veel van je.
Lieve V.L.,
Ik ben druk bezig over mijn Latijn te blokken. Ik ben er mee bezig geweest, ik zal er mee bezig zijn, ik zal er gelukkig haast mee bezig geweest zijn. A.s. Dinsdag om 7 uur moet ik her-examen doen en ik zal er doorkomen of stralen. Je zult dus wel gauw weer van me hooren en als het eenmaal terecht is, zal ik je ook weer een behoorlijken brief kunnen schrijven. Vannacht moet ik me geheel aan den Ablativus Absolutus wijden.
Den Heer V. L. Smith,
Mijnheer,
U hebt mij nog nooit op een enkelen vraag antwoord gegeven. U toont nooit de minste belangstelling in wat ik doe. U bent ongetwijfeld de allervervelendste van al die afschuwelijk-vervelende Regenten en dat U me hier een goede opleiding laat genieten, doet U niet, omdat U een steek om me geeft, maar vindt alleen zijn oorsprong in een zeker plichtsgevoel.
Ik weet absoluut niets omtrent u; ik ken zelfs uw naam niet. Ik twijfel er geen oogenblik aan of u gooit al mijn brieven in de prullemand zonder zelfs de moeite te nemen ze te openen. Van nu af aan zal ik u slechts over mijn werk schrijven.
Verleden week had ik her-examen voor Latijn en Meetkunde. Ik slaagde voor beide vakken.
Mijn lieve Vadertje Langbeen,
Ik ben een Mispunt.
Vergeet alsjeblieft dien afschuwelijken brief, dien ik je verleden week zond. Ik voelde me dien nacht afschuwelijk verlaten en ellendig en ik had erge keelpijn. Ik wist het toen niet, maar mijne amandelen waren gezwollen en ik had influenza en nog een macht andere vervelende dingen.
Ik lig nu al zes dagen in het ziekenhuis en ik mag vandaag voor het eerst weer opzitten en aan jou schrijven. De hoofdverpleegster is heel, heel lief, maar ik heb den heelen tijd aan dien vervelenden brief moeten denken en ik zal niet beter worden, voordat ik er zeker van ben, dat je me vergeeft.
Hier zie je meteen hoe ik toegetakeld ben met dien dikken doek om mijn hoofd geknoopt! Heb je nu niet een beetje medelijden met me? Ik heb gezwollen amandelen. Ik heb nu al het heele jaar Menschkunde gehad en toch wist ik niets van die amandelen af. Wat is onze opvoeding toch oppervlakkig!
Ik kan nu niet verder schrijven, want ik word een beetje duizelig van het lange opzitten. Vergeef me, dat ik zoo ondankbaar en brutaal geweest ben. Ik ben èrg slecht opgevoed.
Liefste schat van een Vadertje Langbeen,
Toen ik gisteravond tegen donker in bed opzat, naar den regen keek en allerverschrikkelijkst het land had aan het leven hier in die groote inrichting, kwam de verpleegster met een lange witte doos, aan mij geadresseerd, die met de snoezigste rose rozenknopjes was gevuld. En wat nog veel aardiger was, er zat een kaartje binnen-in, waarop een paar vriendelijke zinnetjes met een grappig, stijl handje geschreven (maar toch toont je schrift veel karakter). Dank je lieveling, dank je heel, héél hartelijk. Dat is nu het eerste werkelijke cadeau, dat ik ooit in mijn leven heb gekregen. En zoo'n kleine baby ben ik nog, dat ik stil ging liggen en zachtjes huilde, omdat ik me zoo gelukkig voelde.
Nu ik zeker weet dat je mijn brieven wel leest, zal ik je in het vervolg nog veel meer vertellen en ze zoo interessant maken, dat je ze nog allemaal zult bewaren, met een rood zijden lintje er om heen gebonden. Maar neem alsjeblieft die ééne nare er uit en verbrand hem. Ik zou het ellendig vinden, als je die ooit weer eens te voorschijn haalde.
Dank je, Vadertje, dat je een zieke, knorrige en landerige eerste jaars zoo gelukkig hebt gemaakt. Je zult wel een groote familie hebben en een massa vrienden die van je houden, en je weet dus niet hoe ellendig het is, wanneer je je zoo vreeselijk verlaten voelt.
Dàg. Ik beloof je, nooit meer naar tegen je te zijn, omdat ik nu weet, dat je een werkelijk bestaand mensch bent en ik zal je ook nooit meer met vragen lastig vallen.
Lieve Vadertje Langbeen,
Je bent toch niet de regent geweest, die op die pad is gaan zitten? Ze vertelden me naderhand, dat die ongedeerd met een plof er onderuit sprong. Het zal dus wel bij een dikkeren regent gebeurd zijn, denk ik.
Herinner je je dat kleine holletje met tralies ervoor, bij het waschhuis van het John Grier Home? Elk voorjaar, wanneer de padden weer te voorschijn kwamen, maakten we jacht op ze en stopten dan heele benden in dat holletje. En af en toe sprongen ze er dan uit en kwamen ze ook in 't waschhuisje en brachten ons zoo wat afleiding op die vervelende waschdagen. We kregen dan natuurlijk allemaal erge straf maar toch konden we het nooit laten, die padden telkens en telkens weer te vangen.
En