Doodsgezicht. Блейк Пирс
dossier van de tafel te pakken. “Weet je, we gaan veel tijd samen doorbrengen als we partners blijven,” zei ze. “Misschien gaat het iets soepeler als we geen dingen voor elkaar achter houden. Je hoeft me niet te vertellen waarom je er bang voor was, maar ik zou de eerlijkheid wel waarderen.”
Zoe slikte terwijl ze neerkeek op het dossier dat ze al had gelezen. Ze raapte haar trots bijeen en sloot even de ogen om de stem die tegen haar zei nee, ze zijn niet exact hetzelfde, een van de dossiers is ongeveer vijf millimeter dikker tot zwijgen te brengen. Toen keek ze Shelley recht in de ogen aan. “Ik heb er geen goede ervaringen mee,” zei ze.
“Godsdienst, of eerlijkheid?” vroeg Shelley met een speelse grijns terwijl ze haar dossier opensloeg. Even later, terwijl Zoe nog zat te worstelen met de vraag wat ze daarop moest zeggen, voegde Shelley toe: “Dat was een grapje.”
Zoe glimlachte flauwtjes terug.
Toen pakte ze het nieuwe dossier en begon de foto’s van het plaats delict te bestuderen. Ze wist dat dit de enige manier was om het brandende gevoel in haar wangen en nek los te laten, evenals de ongemakkelijke sfeer in de kamer.
“Het tweede slachtoffer is een andere versie van hetzelfde verhaal,” zei Shelley hoofdschuddend. Een vrouw, die dood werd aangetroffen aan de kant van een weg aan de rand van een klein stadje. Het soort weg waar je over terug naar huis loopt na een late avond op het werk, waar ze was geweest. Ze was lerares…er was een stapeltje gecorrigeerde papieren om haar heen verspreid, waar ze die had laten vallen nadat haar nek was afgesneden door het wurgkoord.
Shelley stopte om door de foto’s te kijken, op zoek naar eentje waar de papieren op stonden. Ze hield hem even omhoog, beet op haar lip en schudde haar hoofd. Ze overhandigde hem aan Zoe, die trachtte het net zo zielig te vinden en erachter kwam dat dat niet lukte. De papieren maakten het volgens haar niet hartverscheurender dan elke andere moord. Sterker nog, ze veel wredere afslachtingen gezien die meer het medelijden waard waren.
“Ze werd vroeg in de ochtend gevonden door een fietser. Zijn aandacht werd getrokken door de beweging die de papieren in de wind maakten. Ze vormden een spoor over het trottoir en naar het lichaam dat deels tussen lang gras lag,” vatte Shelley de aantekeningen in haar dossier samen. “Het ziet ernaar uit dat ze naar de kant was gelopen, alsof ze iemand wilde helpen. Op een of andere manier is ze daar naartoe gelokt. Shit…het was een goedhartige vrouw.”
Een aantal scenario’s flitste door Zoe’s hoofd: een zogenaamde vermiste hond, een vreemdeling die de richting vroeg, een fiets met een losse ketting, een vraag hoe laat het was.
“Geen voetsporen op de harde grond, geen vezels of haren op het lichaam, geen DNA onder haar vingernagels. Even schoon als de andere plaatsen delict,” zei Shelley, terwijl ze met een zucht het dossier weer op de tafel plaatste.
Wat het ook was dat haar in een kwetsbare positie had gebracht – misschien was het zelfs alleen maar de verrassing en het afstapje van het trottoir terwijl ze worstelde met het koord om haar keel – meer dan dit hadden ze niet.
Zoe’s ogen dwaalden rusteloos over het papier in een poging verbindingen te maken die bij alle drie zaken pasten.
Twee gelukkig getrouwd, eentje gescheiden. Twee moeders, een kinderloze. Verschillende banen. Verschillende locaties. Eentje met universitaire graad, twee zonder. Geen bijzonder patroon in hun namen of netwerk via de bedrijven waar ze werkten.
“Ik zie geen link,” zei Shelley, de stilte tussen hen verbrekend.
Zoe zuchtte en sloot het dossier. Ze moest het toegeven. “Ik ook niet.”
“We zijn dus weer bij af. Willekeurige slachtoffers.” Shelley blies een ademstoot uit. “Wat betekent dat het volgende doelwit ook willekeurig zal zijn.”
“En een veel kleinere kans dat we het kunnen voorkomen,” voegde Zoe toe. “Tenzij we een werkbaar profiel bijeen kunnen schrapen om die vent op te sporen en aan te houden voor hij er de gelegenheid toe heeft.”
“Dan moeten we daaraan werken,” zei Shelley, met een vastberadenheid op haar gezicht die Zoe warempel een sprankje hoop gaf.
Ze legden een leeg vel papier over een ezel in de hoek van de kamer en begonnen door te nemen wat ze wisten.
“We kunnen zijn pad zien,” zei Zoe; iets dat ze al hardop had toegegeven, en dat een ander ook gemakkelijk had kunnen zien. “Hij is om een of andere reden op reis. Wat zou het kunnen zijn?”
“Misschien reist hij voor zijn werk,” stelde Shelley voor. “Een vrachtwagenchauffeur, een verkoper, zoiets. Of misschien reist hij alleen maar omdat hij er zin in heeft. En hij zou ook dakloos kunnen zijn.”
“Teveel opties om hier een duidelijk oordeel over te vellen.” Zoe schreef reizen op het bord en probeerde de gevolgen daarvan na te gaan. “Hij moet onderweg slapen. Motels, hotels, of misschien in zijn auto.”
“Als hij dat in zijn auto doet kunnen we het achterhalen wel vergeten,” merkte Shelley met neerwaarts gekeerde mondhoeken. “Hij zou in de hotels ook valse namen kunnen gebruiken.”
“Niet veel aanknopingspunten. Maar hij moet wel op een of andere manier reizen. Met gebruik van een voertuig, als je zo kijkt naar de afstanden tussen de plaatsen delict en de tijd die tussen hen zat.”
Shelley hief zich op om op haar mobiele telefoon te tikken. Ze haalde kaarten tevoorschijn en bekeek de locaties. “Ik geloof niet dat er een goede treinroute is. Misschien per bus of auto.”
“Dat verkleint de zaak een klein beetje,” zei Zoe, terwijl ze de opties aan de lijst toevoegde. “Hij zou kunnen liften, hoewel dat dezer dagen niet zo gebruikelijk was. Hoe zit het met zijn lichamelijke kenmerken?”
“Een wurgkoord wordt gewoonlijk gebruikt door mensen die niet heel gespierd zijn. Dus daaruit kunnen we misschien afleiden dat hij een gemiddeld postuur heeft.”
Zoe was blij dat Shelley dat had opgemerkt; weer iets waar ze geen vermoedens mee hoefde op te wekken. “Gemiddeld, maar hoogstwaarschijnlijk niet kort of klein. Ik heb het idee dat we wel kunnen vaststellen dat dit door een man gedaan is. Als de dader niet sterk of lang genoeg was hadden de slachtoffers hem eventueel kunnen overmeesteren en zich los kunnen rukken.”
“En als hij te kort was zou hij niet ver genoeg kunnen reiken,” voegde Shelley toe. “De slachtoffers waren waarschijnlijk allemaal vermoord terwijl ze stonden, en dat betekent dat hij gemakkelijk bij hun keel had moeten kunnen.”
Zoe moest toegeven dat ze onder de indruk was – ook al hield ze die gedachte voor zich. Ze schreef gemiddelde of bovengemiddelde lengte – een meter vierenzeventig tot een meter tweeëntachtig, gebaseerd op het verslag van de patholoog, en gemiddeld of slank postuur op het bord.
“En dan nu de psychologie,” zei Zoe. “Er is iets dat hem drijft tot moorden, ook al is het niet iets dat wij logisch zouden achten. Als er geen echte overeenkomsten zijn tussen de slachtoffers, moeten we die drijfveer beschouwen als iets in hemzelf zit.”
“Het lijken me gelegenheidsmoorden. Hij gaat alleen achter vrouwen aan, misschien omdat die zwakker zijn. Ze zijn alleen, weerloos, op een plek zonder actieve bewakingscamera’s, en met een lage kans op interruptie.”
“Ik zie twee mogelijkheden. De eerste is dat hij gedreven wordt door het doden zelf, en daarom deze slachtoffers uitkiest omdat die het perfecte profiel hebben om te voorkomen dat hij wordt gepakt. Om een of andere reden is hij daar nu op dit moment mee bezig, en allemaal tegelijk – dus dan hebben we te maken met een aanleiding,” zei Zoe, terwijl ze met het uiteinde van de pen tegen haar kin tikte. “De andere mogelijkheid is dat er iets aan deze slachtoffers in het bijzonder is dat iets in hem losmaakt. In dat geval weet hij zelf nog niet eens dat hij hen zal ombrengen tot het moment daar is.”
“Met andere woorden, hij zoekt deze vrouwen met opzet uit zodat hij ze om het leven kan brengen, of hij doodt uitsluitend bij gelegenheid, en iets in deze vrouwen haalt dat bij hem naar boven,” zei Shelley. Ze vernauwde haar ogen bedachtzaam.
“Je moet zo denken.” Zoe schudde haar hoofd terwijl ze voor de ezel begon te ijsberen. “Het is te perfect om zo willekeurig te zijn. Eentje per nacht – dat wijst op een drang.