Doodsgezicht. Блейк Пирс
plaatje begon zich te vormen. Een vrouw was dood op de grond achtergelaten, met het gezicht naar de ingang – ze kwam terug van ergens. Was ze naar buiten gelokt en aangevallen tijdens een onbewaakt ogenblik? Een geluid waarvan ze had aangenomen dat het coyotes waren, of misschien een klant die klaagde over autopech?
Wat het ook was, het was genoeg geweest om haar het donker in te lokken, ’s avonds, in de koude lucht – weg van haar gebruikelijke stek. Er moest iets zijn geweest.
“Allemaal vrouwelijke slachtoffers,” vervolgde Zoe hardop. “Geen bijzondere overeenkomsten in hun uiterlijk. Verschillende leeftijdsgroepen, haarkleur, gewicht, lengte. Het enige dat ze gemeen hebben is hun geslacht.”
Terwijl ze voorlas stelde Zoe zich de vrouwen voor naast een plank voor politiefoto’s. Een meter drieënzestig, een meter zeventig, een meter zevenenzeventig. Nogal een verschil. Iedere keer zeven centimeter ertussen – zat het hem daar in? Nee; ze waren niet in volgorde vermoord. De korte vrouw was het zwaarst geweest, de lange het lichtst en dus slank. Waarschijnlijk gemakkelijker om fysiek te overweldigen, ondanks haar lengte.
Verschillende hoogten. Verschillende afstanden van plaats delict tot plaats delict – geen schijn van een formule of algoritme dat haar kon zeggen op welke afstand de volgende zou zijn. Topografie op de plaatsen delict was verschillend.
“Ze lijken…willekeurig.”
Shelley zuchtte en schudde haar hoofd. “Ik was al bang dat je dat zou zeggen. Hoe zit het met het motief?”
“Gelegenheidsmoorden misschien. Elke vrouw werd ’s avonds vermoord, op een afgelegen plek. Er waren geen getuigen en geen van de locaties had beveiligingscamera’s. Het forensisch team zegt dat er nauwelijks bewijsmateriaal is achtergelaten.”
“Dus als ik het goed begrijp hebben we hier een psychopaat met een moordneiging, die zojuist besloten heeft om zich eens flink te buiten te gaan, en toch genoeg zelfcontrole heeft om zichzelf verborgen te houden,” somde Shelley op. Aan haar droge toon kon Zoe merken dat ze zich net zo ongemakkelijk voelde als Zoe zelf.
Dit zou niet de eenvoudige, voordehandliggende zaak worden waarop ze gehoopt had.
HOOFDSTUK VIER
Het tankstation was griezelig stil toen Zoe, in haar eentje, op de plaats delict verscheen. Overal was politielint om eventuele toeschouwers op afstand te houden, en een enkele agent stond bij de voordeur op wacht om rebelleuze tieners tegen te houden.
“Mogge,” zei Zoe, terwijl ze haar legitimatie liet zien. “Ik ga een kijkje nemen.
De man knikte zijn toestemming, niet dat ze dat nodig had, en ze liep hem voorbij, bukkend onder het lint om naar binnen te gaan.
Shelley had de beste manier bedacht om hun unieke en specifieke bekwaamheden in te zetten. Zonder verder overleg had ze voorgesteld dat zij met de familie zou praten, en Zoe had ze naar de plaats delict van de meest recente moord gestuurd nadat die haar bij het huis van de familie had afgezet. Dat was hoe het moest zijn. Zoe kon hier naar patronen zoeken, en Shelley zou daar emoties en leugens kunnen lezen. Zoe moest haar dat meegeven.
Dus was ze ermee akkoord gegaan, en had alleen maar gedaan alsof ze de leiding had. Het was slechts door Shelley’s warme persoonlijkheid – en door het feit dat Zoe in het algemeen geen enkel belang hechtte aan het aanhouden van de hiërarchie, zolang de zaak maar werd opgelost – dat het allemaal goed aanvoelde. Shelley had er zelfs bijna verontschuldigend uitgezien dat ze, zo enthousiast om te tonen dat ze wist hoe het moest, per ongeluk een grens had overschreden.
Ze weifelde bij de deur van het tankstation, in de wetenschap dat alles daar begonnen moest zijn. Er waren lichte sporen op de grond, voetafdrukken die gemarkeerd waren met kleine vlaggetjes en plastic driehoekjes. De vrouw – de oudere vrouw met de stevige stappers en korte passen – was daar voorbijgegaan. Dit tankstation lag zo verlaten dat ze die dag niet meer dan een paar klanten moest hebben gehad, en er waren niet veel andere voetsporen buiten de gemarkeerde afdrukken die voor verwarring konden zorgen.
De vrouw was gevolgd, hoewel ze dat misschien niet had geweten. De getallen dansten voor Zoe’s ogen en vertelden haar wat ze moest weten: de afstand tussen hen gaf een ongehaaste pas aan. Er waren geen voetsporen die aangaven dat de dader uit het tankstation of ergens van de parkeerplaats was gekomen. De vrouw was met een rustige snelheid naar de hoek gelopen, met gelijkmatige tred. Daar was het warrig kluwen, maar Zoe liep eraan voorbij toen ze zag dat de voetafdrukken doorgingen – ze zou er later naar terugkeren.
In eerste instantie gingen de voetsporen met een iets versnelde tred verder. Wist de vrouw nu dat ze gevolgd werd?
Hier – vlak bij een paar balletjes snoep die over de grond verspreid lagen, misschien door een verkeerd gelopen levering of een onhandig kind – waren ze gestopt. De vrouw had zich omgedraaid om naar de man te kijken, en was daarna met een ruk gekeerd en was afgesneld op een deur aan de achterkant van het gebouw.
In het slot hing nog een sleutel, die af en toe heen en weer bewoog in de bries. De aarde was wat ingesleten op deze plek, waar het slachtoffer zich had omgedraaid om de sleutel in het slot te plaatsen en zich toen weg te haasten.
Haar voetsporen lieten hier een veel verder uitgestrekte looppas zien, een hogere snelheid. Ze had bijna gerend in een poging te ontkomen, terug naar haar winkeltje. Was ze bang geweest? Had ze het koud gehad in het donker? Had ze gewoon terug naar haar toonbank gewild?
De man was achter haar aan gegaan. Niet meteen; er was hier een inkeping, een klein stukje opgehoopte aarde aan de rand van een hielspoor waar hij zich langzaam had omgedraaid om haar te bekijken. Toen was hij achter haar aangegaan, met wat leek op een gemakkelijke, lichte tred, was rechtstreeks op haar afgestapt en had haar afgesneden om haar bij de hoek te bereiken.
Ah, hier was het weer troebel op de grond. Zoe ging op haar hurken zitten om het van dichtbij te kunnen zien. Hier was de grond flink omgewoeld, met duidelijk zichtbare slijtplekken waar het slachtoffer zich overeind had proberen te trappen tegen de grond. Het had misschien een paar seconden geduurd, of minder. Nog beter zichtbaar was de zware afdruk van een mannenschoen op deze plek waar hij een deel van haar gewicht met het wurgkoord had opgevangen.
Het lichaam was misschien al weggebracht, maar het bloed sprak voor zich.
Het was snel gegaan; ze had niet lang geworsteld.
Zoe ging de voetafdrukken van de man beter bekijken. Ze zagen er interessant uit. Ze kon vaag een patroontje ontwaren in de afdrukken van het slachtoffer – genoeg om een idee te geven van het merk en dat het gemakkelijke schoenen waren – maar zijn voetsporen waren weinig meer dan een vaag silhouet, voornamelijk bestaand uit een hielafdruk.
Zoe liep weer terug. Er waren maar twee plekken waarop ze zijn voetsporen kon ontwaren: bij de deur, waar hij had staan wachten, en hier, tijdens het plegen van de moord. In beide gevallen was alles dat hem zou kunnen identificeren – inclusief de lengte en breedte van de schoen – uitgewist.
Hij had, met andere woorden, zijn rommel achter zich opgeruimd.
“Op het lichaam na is geen enkel ander fysiek bewijs gevonden?” vroeg Zoe aan de bewaker, die nog niet van zijn plaats bij de deur was geweken.
Zijn duimen waren aan de lussen van zijn riem gehaakt. Met vernauwde ogen keek hij heen en weer over de weg. “Nee, mevrouw,” zei hij.
“Geen haarzakjes? Bandensporen?”
“Niets dat we op een dader kunnen vastpinnen. Het lijkt erop dat alle bandensporen op de parkeerplaats zijn uitgewist, niet alleen die van hem.”
Zoe kauwde bedachtzaam op haar lip. Hij had misschien wel zijn slachtoffers willekeurig uitgekozen, maar een ongeleide krankzinnige was hij geenszins. Net wat Shelley had gezegd – hij was beheerst. Sterker nog, hij was geduldig en nauwkeurig. Zelfs moordenaars die hun daden van te voren planden waren gewoonlijk niet zo goed.
De rinkeltoon van Zoe’s telefoon klonk als een luide gil temidden van de stille weg, en de bewaker maakte een sprong van schrik. “Special Agent Prime,” antwoordde ze automatisch, zonder zelfs maar naar het scherm te kijken.
“Z, ik heb een aanknopingspunt. Agressieve ex-man,” zei Shelley. Geen prietpraat. Haar stem was gehaast,