Rebel, Gevangene, Prinses . Морган Райс
Het pareren van de krijgsheer was verachtelijk. Voor een seconde wist Ceres zeker dat ze zou sterven, want ze zou de tegenaanval met geen mogelijkheid kunnen tegenhouden. Ze voelde de vervelende impact van de aanval tegen haar zwaard. De aanval werd slechts vertraagd, en beukte tegen haar wapenrusting. Haar borstplaat drukte met een kneuzende kracht tegen haar vlees, en toen de punt van het zwaard zich door haar sleutelbeen voelde ze een withete pijn.
Ze struikelde naar achteren en zag meer kuilen in de arena ontstaan, als de monden van hongerige beesten. En toen, wanhopig, kreeg ze een idee: misschien kon ze die kuilen in haar voordeel gebruiken.
Ceres rende langs de afgronden van de kuilen, hopend om hem te vertragen.
“Ceres!” riep Paulo.
Ze draaide zich om, en haar wapenhouder wierp een korte speer naar haar toe. Het heft klapte tegen haar zweterige handpalm toen ze het opving. Het hout voelde ruw aan. De speer was korter dan je in een echte strijd zou gebruiken, maar nog altijd lang genoeg om het bladvormige mes over de kuilen te krijgen.
“Ik pak je stukje voor stukje,” beloofde de krijgsheer terwijl hij zich een weg tussen de kuilen door baande.
Met een tegenstander die zo sterk was, dacht Ceres, was haar beste kans proberen om hem moe te krijgen. Hoe lang kon iemand van dat formaat door blijven vechten? Ceres kon haar eigen spieren al voelen branden, en het zweet liep over haar gezicht. Hoe veel erger kon het zijn voor de krijgsheer waar ze tegen vocht?
Ze kon het onmogelijk zeker weten, maar het was haar enige hoop. Dus ze ontweek en stak, en gebruikte de lengte van de speer zo goed ze kon. Ze slaagde erin om door de verdediging van de enorme krijger heen te komen, maar de speer kletterde slechts van zijn wapenrusting af.
De krijgsheer schopte stof naar Ceres’ ogen, maar ze draaide op tijd weg. Ze draaide terug en haalde laag uit met de speer, richting zijn onbeschermde benen. Hij wist die uithaal te ontwijken, maar toen ze de speer terug trok slaagde ze erin om nog een wond op zijn onderarm aan te brengen.
Ceres stak laag en hoog nu, mikkend op de ledematen van haar tegenstander. De grote man pareerde en blokkeerde en probeerde langs de prikkende punt heen te komen, maar Ceres bleef hem bewegen. Ze mikte op zijn gezicht, in de hoop hem op zijn minst af te kunnen leiden.
De krijgsheer ving de speer op. Hij greep hem vast achter de punt en trok hem naar voren terwijl hij opzij stapte. Ceres moest loslaten, want ze wilde niet het risico lopen naar zijn zwaard getrokken te worden. Haar tegenstander brak de speer over zijn knie in tweeën alsof het een takje was.
De menigte brulde.
Het koude zweet brak haar uit. Een seconde lang zag ze het beeld van de grote man, die haar lichaam met hetzelfde gemak doormidden brak. Ze slikte bij de gedachte en pakte haar zwaard weer vast.
Ze greep het heft met beide handen terwijl de krijgsheer weer uithaalde, want dat was de enige manier om wat van de kracht van zijn aanvallen te absorberen. En nog steeds was het ongelofelijk moeilijk. Elke aanval voelde alsof ze een bel was die door een hamer werd geraakt. Elke aanval zond schokgolven door haar armen heen.
Ceres voelde dat ze vermoeid begon te raken. Haar ademhaling werd onregelmatig, en het voelde alsof ze heel veel moeite moest doen om zuurstof binnen te krijgen. Er was nu geen sprake van proberen om aan te vallen, of wat dan ook. Ze kon alleen maar naar achteren lopen en hopen.
En toen gebeurde het. Langzaam voelde Ceres de kracht in zich opwellen. Het ging gepaard met een warmte, als de eerste sintels van een bosbrand. Het bevond zich in haar buik, wachtend op haar, en Ceres liet het toe.
Energie stroomde door haar heen. De wereld vertraagde en bewoog kruipend, en ineens voelde ze dat ze alle tijd in de wereld had om op de volgende aanval te anticiperen.
En ze had ook de kracht. Ze wist hem met gemak te anticiperen, zwaaide haar zwaard rond en hakte in een waas van licht en snelheid op de arm van de krijgsheer in.
“Ceres! Ceres!” brulde de menigte.
Ze zag de woede van de krijgsheer groeien terwijl de menigte bleef roepen. Ze begreep wel waarom. Ze zouden voor hem moeten roepen, zijn overwinning moeten verkondigen, genietend van haar dood.
Hij gaf een brul en stormde naar voren. Ceres wachtte zo lang als ze durfde. Ze dwong zichzelf om stil te blijven staan tot hij bijna bij haar was.
Toen liet ze zich vallen. Ze voelde het suizen van zijn mes boven haar hoofd, toen het ruwe zand tegen haar knieën. Ze wierp zichzelf naar voren en zwaaide haar zwaard rond. Het sloeg tegen de benen van de krijgsheer aan toen hij passeerde.
Hij viel voorover, en zijn zwaard gleed uit zijn hand.
De menigte werd wild.
Ceres stond over hem heen gebogen, starend naar de afschuwelijke puinhoop die haar zwaard van zijn benen had gemaakt. Even vroeg ze zich af of hij in staat zou zijn om zo op te staan, maar hij viel weer. Hij draaide zich op zijn rug en stak een hand in de lucht terwijl hij smeekte om genade. Ceres hield afstand en keek om zich heen, zoekend naar de aristocraten die zouden beslissen of de man zou leven of sterven. Hoe dan ook, besloot ze, ze zou geen hulpeloze krijger doden.
Er werd weer op een trompet geblazen.
Er klonk gebrul toen de ijzeren poorten aan de zijkant van de arena opengingen, en alleen de toon al was genoeg om een rilling over Ceres’ rug te laten lopen. Op dat moment voelde ze zich niets meer dan een prooi, iets om op te jagen, iets dat moest rennen. Ze wierp een blik op de koninklijke ruimte, wetend dat dit een bewuste beslissing moest zijn geweest. Het gevecht was voorbij. Ze had gewonnen. Maar dat was niet goed genoeg. Ze zouden haar doden, besefte ze, hoe dan ook. Ze zouden haar niet levend het Stadion laten uitlopen.
Er slenterde een wezen naar binnen, groter dan een mens, bedekt met een ruigharige vacht. Er staken slagtanden uit zijn beerachtige gezicht, en stekelige punten uit zijn rug. Aan zijn poten zaten klauwen die net zo lang waren als dolken. Ceres wist niet wat het was, maar dat hoefde ook niet; ze wist dat het dodelijk was.
Het beerachtige wezen liet zich op vier poten zakken en stormde naar voren terwijl Ceres haar zwaard stevig vastgreep.
Het beest bereikte de gevallen krijgsheer het eerst, en Ceres zou haar blik hebben afgewend als ze het gedurfd had. De man schreeuwde het uit terwijl het beest hem besprong, maar hij kon met geen mogelijkheid op tijd uit de weg komen. Die gigantische poten kwamen naar beneden, en Ceres hoorde het gekraak van zijn brekende borstplaat. Het beest brulde terwijl het haar voormalige tegenstander aan stukken scheurde.
Toen het opkeek, dropen zijn slagtanden van het bloed. Het beest keek Ceres aan, ontblootte zijn tanden, en viel aan.
Ze kon nog maar nauwelijks op tijd uit de weg stappen, en haalde uit met haar zwaard toen hij passeerde. Het wezen brulde van de pijn.
Maar pure momentum sloeg het zwaard uit haar handen, en het voelde alsof haar arm eraf gerukt zou worden als ze niet losliet. Vol afschuw keek ze toe hoe haar zwaard over het zand gleed en in één van de kuilen verdween.
Het beest vervolgde zijn aanval, en Ceres keek wanhopig naar de plek waar de twee gebroken speerdelen op het zand lagen. Ze dook eropaf en greep één van de delen terwijl ze doorrolde.
Terwijl ze op één knie rees, kwam het wezen alweer op haar af. Ze kon niet rennen, zei ze tegen zichzelf. Dit was haar enige kans.
Het beest beukte tegen haar aan, en zijn gewicht en snelheid tilden Ceres van de grond. Er was geen tijd om na te denken, geen tijd om bang te zijn. Ze haalde uit met de gebroken speer, keer op keer, terwijl de beerachtige poten van het beest dichterbij kwamen.
Zijn kracht was afschuwelijk groot, te groot om te evenaren. Ceres had het gevoel dat haar ribben zouden breken onder de druk. De borstplaat die ze droeg kraakte onder het gewicht van het wezen. Ze voelde zijn klauwen uithalen naar haar rug en benen, en doodsangst gierde door haar heen.
Zijn huid was te dik. Ceres haalde keer op keer uit, maar ze voelde dat de speerpunt nauwelijks door zijn vlees heen kwam. Ondertussen bleef hij naar haar uithalen, zijn klauwen graaiend naar haar blote huid.
Ceres