Rebel, Gevangene, Prinses . Морган Райс
dat ze had reikte ze naar de kracht die ze in zich had. Ze wist niet of het zou werken.
Ze voelde een bal van kracht in zich opwellen. Toen wierp ze al haar kracht in haar speer, en dreef hem in de plek waar ze hoopte dat het hart van het beest zat.
Het beest krijste het uit terwijl het achteruit deinsde.
De menigte brulde.
Ceres, schrijnend van de pijn van de krassen, krabbelde onder het beest vandaan en ging zwakjes staan. Ze keek op het beest neer terwijl het, met de speer in zijn hart, rolde en jankte. Het maakte een geluid dat veel te klein leek voor iets dat zo groot was.
Toen verstijfde het beest, en stierf het.
“Ceres! Ceres! Ceres!”
Het Stadion vulde zich weer met gejuich. Overal waar Ceres keek riepen mensen haar naam. Aristocraten en gewone burgers leken allemaal mee te doen, en verloren zichzelf in het moment van haar overwinning.
“Ceres! Ceres! Ceres!”
Ze liet het over zich heen komen. Het was onmogelijk om niet bevangen te raken door het gevoel van aanbidding. Haar hele lichaam leek te pulseren op het tempo van het gejuich dat haar omringde, en ze spreidde haar handen om het te verwelkomen. Ze draaide zich langzaam om en bekeek de gezichten van de mensen die een dag geleden nog nooit van haar hadden gehoord, en haar nu behandelden alsof ze de enige persoon in de wereld was die er iets toe deed.
Ceres raakte zo verloren in dat moment dat ze nauwelijks de pijn van haar verwondingen voelde. Haar schouder deed pijn nu, dus ze legde er een hand op. Ze keek naar haar natte hand, haar bloed fel rood in het zonlicht.
Ceres staarde een paar seconden naar het bloed. De menigte riep nog steeds haar naam, maar het gebonk van haar hart in haar oren leek ineens veel luider. Ze keek weer op naar de menigte, en het duurde even voor ze besefte dat ze nu op haar knieën zat. Ze kon zich niet herinneren dat ze zich had laten vallen.
Vanuit haar ooghoek zag Ceres hoe Paulo zich naar haar toe haastte, maar dat leek veel te ver weg, alsof het niets met haar te maken had. Bloed droop van haar vingers op het zand en kleurde het donker. Ze had zich nog nooit zo duizelig gevoeld, zo licht in haar hoofd.
En het laatste dat ze dacht toen ze voorover in het zand van de arena viel, was dat ze zich niet in staat voelde om ooit nog te bewegen.
HOOFDSTUK TWEE
Thanos deed langzaam zijn ogen open. Hij voelde de golven tegen zijn enkels klotsen. Onder zich voelde hij het ruwe witte zand van de stranden van Haylon. Zout water vulde zo nu en dan zijn mond en maakte het ademhalen lastig.
Thanos keek opzij langs het strand, niet in staat om meer te doen. Zelfs dat was een worsteling; hij verloor steeds het bewustzijn. In de verte dacht hij vlammen te zien en het geluid van geweld te horen. Geschreeuw kwam op hem af, vergezeld door het geluid van staal tegen staal.
Het eiland, herinnerde hij zich. Haylon. Hun aanval was begonnen.
Maar waarom lag hij dan in het zand?
Het duurde even voor de pijn in zijn schouder die vraag beantwoordde. Ineens herinnerde hij het zich, en hij kromp in elkaar bij de gedachte. Hij herinnerde zich het moment dat het zwaard zich van achteren door zijn rug heen had geboord. Hij herinnerde zich de schok die hij had gevoeld toen de Tyfoon hem had verraden.
De pijn brandde door Thanos heen en verspreidde zich als een bloem vanuit de wond in zijn rug. Elke ademtocht deed pijn. Hij probeerde zijn hoofd op te tillen—maar het werd weer zwart voor zijn ogen.
Toen Thanos weer ontwaakte, lag hij wederom met zijn gezicht naar beneden in het zand, en hij wist alleen dat er tijd was verstreken omdat het tij iets was gestegen. Het water klotste nu tegen zijn middel aan, in plaats van tegen zijn enkels. Hij kon zijn hoofd eindelijk ver genoeg optillen om te zien dat er nog meer lichamen op het strand lagen. De doden leken de wereld te bedekken. Ze lagen uitgestrekt op de witte stranden, zo ver als hij kon zien. Hij zag mannen in de wapenrusting van het Rijk, op de plek waar ze tegen de grond waren gegaan, naast de verdedigers die waren gestorven in een poging hun thuis te beschermen.
De stank van de dood vulde Thanos’ neusgaten, en hij deed zijn best om niet over te geven. Niemand had de doden nog gesorteerd op vriend en vijand. Dergelijke subtiliteiten konden wachten tot na de strijd. Misschien zou het Rijk het aan het tij overlaten; Thanos keek achterom en zag bloed in het water, en vinnen die door de golven braken. Er waren nog geen grote haaien, meer aaseters dan jagers—maar hoe groot moesten ze zijn om hem te verslinden als het tij rees?
Thanos werd overspoeld door een golf van paniek. Hij probeerde zichzelf het strand op te trekken, alsof hij over het zand wilde klimmen. Hij schreeuwde het uit van de pijn terwijl hij zichzelf een stukje voorwaarts trok, misschien de helft van zijn lichaamslengte.
De duisternis zwom weer voor zijn ogen.
Toen hij bijkwam, lag Thanos op zijn zij. Hij keek op naar figuren die over hem heen gebogen zaten, dichtbij genoeg om hen aan te raken als hij daar nog de kracht voor had gehad. Ze zagen er niet uit als soldaten van het Rijk. Ze zagen er helemaal niet uit als soldaten, en Thanos had genoeg tijd met krijgers doorgebracht om het verschil te kunnen zien. Deze mensen, een jongere man en een oudere, zagen er meer uit als boeren, gewone mannen die waarschijnlijk op de vlucht waren geslagen voor het geweld. Dat betekende echter niet dat ze minder gevaarlijk waren. Beiden hielden messen vast, en Thanos vroeg zich af of zij net zulke aaseters waren als de haaien. Hij wist dat er altijd mensen waren die de doden beroofden na de strijd.
“Deze ademt nog,” zei de eerste.
“Dat zie ik. Snij gewoon zijn keel door.”
Thanos’ spieren spanden zich. Zijn lichaam maakte zich klaar om te vechten, ondanks het feit dat hij op dat moment niets kon uitrichten.
“Kijk naar hem,” hield de jongere man vol. “Iemand heeft hem in zijn rug gestoken.”
Thanos zag de oudere man licht fronsen. Hij liep naar achteren, uit Thanos’ gezichtsveld. Thanos slaagde erin om het niet uit te schreeuwen toen de man de plek op zijn rug aanraakte, waar nog steeds bloed uit de wond stroomde. Hij was een prins van het Rijk. Hij zou geen zwakte laten zien.
“Het ziet ernaar uit dat je gelijk hebt. Help me om hem buiten bereik van de haaien te krijgen. De anderen zullen dit willen zien.”
Thanos zag de jongere man knikken, en samen slaagden ze erin om hem op te tillen, met wapenrusting en al. Deze keer schreeuwde Thanos het wel uit, niet in staat om de pijn te negeren terwijl ze hem het strand op sleepten.
Ze lieten hem achter als een stuk drijfhout, voorbij het punt waar het tij zeewier had achter gelaten, op het droge zand. Ze haastten zich weg, maar Thanos was te druk bezig met zijn pijn om hen na te kijken.
Hij kon met geen mogelijkheid weten hoeveel tijd er toen voorbijging. In de verte woedde de strijd voort. Hij hoorde het geschreeuw van geweld en woede, de strijdkreten en de hoorns. Maar een strijd kon minuten of uren duren. Het kon voorbij zijn na de eerste golf, of door blijven gaan tot beide kanten geen kracht meer hadden om iets anders te doen dan weg strompelen. Thanos wist niet wat dit was.
Uiteindelijk naderde er een groep mannen. Zij zagen er wel uit als soldaten, met die hardere blik die een man alleen kreeg wanneer hij voor zijn leven had gevochten. Het was makkelijk om te zien wie van hen de leider was. De lange, donkerharige man die vooropliep was niet gekleed in de opvallend bewerkte wapenrusting die een generaal van het Rijk zou dragen, maar iedereen keek naar hem terwijl de groep naderde, duidelijk wachtend op orders.
De nieuwkomer was ergens in de dertig, met een korte baard die net zo donker was als de rest van zijn haar, en een tenger postuur dat desondanks een gevoel van kracht droeg. Hij droeg een kort steekzwaard aan elke heup, en gezien de manier waarop zijn handen er automatisch langs streken, vermoedde Thanos dat ze niet alleen voor de show waren. Zijn uitdrukking leek zwijgend elke hoek op het strand te berekenen. Hij was op zijn hoede voor een hinderlaag en dacht constant vooruit. Zijn ogen ontmoetten die van Thanos, en achter de glimlach die volgde zat een vreemde humor, alsof de eigenaar