Een Lied Voor Wezen. Морган Райс
Weduwe hem te. “Je hebt een commissie, maak daar dan ook gebruik van. Neem de mannen mee die je nodig hebt. Zoek je broer en breng hem terug.”
“Ongeschonden, neem ik aan?” zei Rupert.
De Weduwe kneep haar ogen samen. “Hij is je broer, Rupert. Je doet hem niet meer pijn dan noodzakelijk is om hem veilig thuis te krijgen.”
Rupert keek naar beneden. “Natuurlijk, Moeder. Terwijl ik hiermee bezig ben, wilt u dan iets voor mij doen?”
Er was iets aan de manier waarop hij het zei dat zorgde dat de Weduwe zich naar hem omdraaide.
“Wat had je in gedachten?” vroeg ze.
Rupert glimlachte en gebaarde. Aan de andere kant van de tuin verscheen een figuur in de gewaden van een priester. Toen hij dichterbij kwam, boog hij diep.
“Moeder,” zei Rupert, “mag ik u voorstellen aan Kirkus, tweede secretaris van de hogepriesteres van de Gemaskerde Godin?”
“Justina heeft u gestuurd?” vroeg de Weduwe. Ze gebruikte bewust de naam van de hogepriesteres, om de man te herinneren aan het gezelschap waar hij zich in bevond.
“Nee, uwe majesteit,” zei de priester, “maar er is een uiterst belangrijke kwestie waarvan ik u op de hoogte moet stellen.”
De Weduwe zuchtte. In haar ervaring hadden uiterst belangrijke kwesties voor priesters meestal te maken met donaties aan hun tempels, de noodzaak tot het straffen van de zondaars die schijnbaar niet voldoende waren getroffen door de wet, of verzoeken om in te mogen grijpen in de affaires van hun broeders aan de andere kant van het Meswater. Justina had geleerd om dergelijke affaires voor zichzelf te houden, maar haar onderdanen hadden vaak de neiging om haar als in zwarte gewaden gehulde wespen te irriteren.
“Het is het waard om hem aan te horen, Moeder,” zei Rupert. “Hij heeft wat tijd aan het hof doorgebracht, op zoek naar mensen die hem willen aanhoren. U vroeg waar ik eerder was? Wel, ik was op zoek naar Kirkus, omdat ik dacht dat u wel zou willen weten wat hij te melden heeft.”
Dat was genoeg om de aandacht van de Weduwe te trekken. Iedereen die erin slaagde om Ruperts aandacht af te leiden van de vrouwen aan het hof was haar aandacht waardig, in ieder geval even.
“Goed dan,” zei ze. “Wat heeft u te zeggen, tweede secretaris?”
“Uwe Majesteit,” zei de man, “er is een meedogenloze aanslag op het Huis der Onbekenden gepleegd, en daarmee ook op de rechten van het priesterschap.”
“U dacht dat ik dit nog niet wist?” kaatste de Weduwe terug. Ze wierp een blik op Rupert. “Je dacht dat dit nieuws was?”
“Uwe majesteit,” hield de priester vol, “het meisje dat onze nonnen heeft gedood is niet gestraft. Ze heeft asiel gevonden bij een van de Vrije Compagnieën. Bij de mannen van Heer Cranston.”
De naam trok de aandacht van de Weduwe.
“Het regiment van Heer Cranston is in het verleden zeer behulpzaam geweest,” zei de Weduwe. “Ze hebben geholpen om een strijdmacht van plunderaars te verslaan.”
“Is dat—”
“Stil,” snauwde de Weduwe. “Als Justina dit echt een probleem vindt, had ze er wel iets over gezegd. Rupert, waarom kom je hiermee bij mij?”
Haar zoon glimlachte als een haai. “Omdat ik vragen heb gesteld, Moeder. Ik ben zeer grondig geweest.”
Wat betekende dat hij iemand had gemarteld. Was dat echt de enige manier waarop haar zoon dingen gedaan kon krijgen?
“Ik geloof dat het meisje dat Kirkus zoekt het zusje van Sophia is,” zei Rupert. “Een aantal overlevenden uit het Huis der Onbekenden spraken over twee zusjes, waarvan de ene de ander probeerde te redden.”
Twee zusjes. De Weduwe slikte. Ja, dat was logisch, nietwaar? Zij had zich op Sophia geconcentreerd, maar als het andere meisje ook nog leefde, kon zij net zo goed een bedreiging vormen. Misschien wel meer, afgaande op de schade die ze tot dusver had aangericht.
“Dank u, Kirkus,” bracht ze uit. “Ik zal deze situatie afhandelen. Ik zal dit onmiddellijk met mijn zoon bespreken.”
Ze slaagde erin om het in een verwerping te veranderen, en de man haastte zich weg. Ze probeerde na te denken. Het was duidelijk wat er nu moest gebeuren. De vraag was alleen hoe. Ze dacht even na… ja, dat zou kunnen werken.
“Dus,” zei Rupert, “wilt u dat ik haar zusje ook afmaak? Ik neem aan dat we willen voorkomen dat dat wraak komt nemen?”
Natuurlijk dacht hij dat het daarom ging. Hij wist niet wat het echte gevaar was dat de meisjes vertegenwoordigden, of de problemen die zouden kunnen ontstaan als iemand achter de waarheid kwam.
“Wat stel je voor?” zei de Weduwe. “Het opnemen tegen het regiment van Peter Cranston? Ik zou een zoon verliezen als je dat doet, Rupert.”
“U denkt dat ik hen niet kan verslaan?” kaatste hij terug.
De Weduwe wuifde dat weg. “Ik denk dat er een makkelijkere manier is. Het Nieuwe Leger verzamelt zich, dus we hoeven het regiment van Heer Cranston alleen maar naar hen toe te sturen. Als ik de strijd zorgvuldig uitkies zullen onze vijanden verslagen worden terwijl het meisje sterft, en dan zal het er uitzien als niets meer dan een anoniem graf in een oorlog.”
Rupert keek haar met een soort bewondering aan. “Nou, Moeder, ik heb nooit geweten dat u zou koelbloedig kon zijn.”
Nee, dat had hij niet, want hij had niet gezien wat ze had gedaan om haar macht te behouden. Hij had met rebellen gevochten, maar hij had de burgeroorlogen niet meegemaakt, of wat er in de nasleep van die oorlogen was gebeurd. Rupert dacht waarschijnlijk dat hij een man zonder grenzen was, maar de Weduwe had op de harde manier ondervonden dat ze alles zou doen om de troon veilig te stellen.
Desondanks was het zinloos om er nog meer tijd in te investeren. Spoedig zou dit voorbij zijn. Sebastian zou veilig thuiskomen, Rupert zou zijn vernedering gewroken hebben, en twee meisjes die allang dood hadden moeten zijn zouden spoorloos verdwijnen.
HOOFDSTUK ZES
“Het is een test,” fluisterde Kate tegen zichzelf terwijl ze achter haar slachtoffer aan sloop. “Het is een test.”
Ze bleef het herhalen, misschien in de hoop dat herhaling het waar zou maken, misschien omdat het de enige manier was om te zorgen dat ze Gertrude Illiard bleef volgen. Ze bleef in de schaduwen terwijl ze op het balkon van haar woning zat te ontbijten, en glipte ongezien door de menigte als de dochter van de koopman met haar vriendinnen over de vroege ochtendmarkt liep.
Savis Illiard had honden en bewakers om zowel zijn eigendom als zijn dochter te beschermen, maar de bewakers stonden al te lang op hun post en vertrouwden op de honden, die Kate met haar gave gemakkelijk kon kalmeren.
Kate keek naar de vrouw die ze moest vermoorden, en de waarheid was dat ze het inmiddels al tien keer had kunnen doen. Ze had door de menigte naar haar toe kunnen rennen en een mes tussen haar ribben kunnen duwen. Ze had een kruisboog bout of zelfs een steen met een fatale kracht kunnen afvuren. Ze had zelfs de stad in haar voordeel kunnen gebruiken door een paard op het verkeerde moment te laten schrikken, of de touwen rondom een vat kunnen doorsnijden als haar doelwit eronder door liep.
Maar Kate had geen van die dingen gedaan. In plaats daarvan had ze alleen maar naar Gertrude Illiard gekeken.
Het zou makkelijker zijn geweest als het duidelijk was dat ze een slecht persoon was. Als ze in een woede-uitbarsting tegen de bedienden van haar vader was uitgevallen, of de mensen in de stad slecht had behandeld, dan had Kate haar gewoon kunnen zien als de nonnen die haar hadden gemarteld, of de mensen op straat die op naar neer keken. Maar Gertrude was vriendelijk, op de manier waarop mensen dat konden zijn als ze er niet te veel over nadachten. Ze gaf geld aan een bedelende jongen. Ze vroeg naar de kinderen van een winkelier die ze nauwelijks kende.
Ze leek een lief,