Een Lied Voor Wezen. Морган Райс

Een Lied Voor Wezen - Морган Райс


Скачать книгу
de stad uit, het platteland op.

      Hij had er vertrouwen in dat hij haar in zou halen, ondanks de voorsprong die ze nu moest hebben. Hij had mensen gevonden die hadden gezien wat er gebeurd was toen ze het paleis was ontvlucht. Hij had wachters om hun rapporten gevraagd, geluisterd naar de verhalen van de mensen uit de stad. De meesten van hen waren voorzichtig geweest met wat ze tegen hem zeiden, maar hij was erin geslaagd om voldoende informatie bij elkaar te schrapen om te weten welke kant Sophia op was gegaan.

      Hij had gehoord dat ze met een wagen was. Dat betekende dat ze sneller bewoog dan ze te voet zou hebben gedaan, maar bij lange na niet zo snel als Sebastian te paard was. Hij zou een manier vinden om haar in te halen, zelfs al zou het betekenen dat hij niet kon rusten. Misschien was dat wel deel van zijn straf voor het feit dat hij haar aan de kant had gezet.

      Sebastian reed door tot hij het kruispunt voor zich zag opdoemen. Hij hield zijn paard in tot hij stapvoets reed, terwijl hij probeerde te bedenken welke kant hij op moest.

      Er stond een man te slapen, leunend tegen de wegwijzer, een strooien hoed over zijn ogen getrokken. De kruik met cider die naast hem stond, suggereerde waarom hij snurkte als een ezel. Sebastian liet hem slapen en keek op naar de wegwijzer. In het oosten lag de kust, maar Sebastian betwijfelde dat Sophia over de middelen beschikte om een schip te nemen, of dat ze ergens heen kon overzee. Als hij naar het zuiden reed zou hij weer in Ashton uitkomen, dus dat viel af.

      Dan bleven er dus de weg naar het noorden en de weg naar het westen over. Zonder aanvullende informatie had Sebastian geen idee welke kant hij op moest. Hij zou kunnen zoeken naar wielsporen in de weg, maar dat zou impliceren dat hij de vaardigheden had om te weten waar hij naar zocht. Bovendien zou hij de sporen van Sophia’s wagen met geen mogelijkheid kunnen onderscheiden van die van de honderd andere wagens die de afgelopen dagen voorbij hadden kunnen zijn gereden.

      Hij zou dus toch om hulp moeten vragen.

      Voorzichtig duwde Sebastian met de teen van zijn laars tegen de voet van de slapende man. Hij deed een stap achteruit toen de man wakker schrok, want hij wist niet hoe iemand die zo dronken was op hem zou reageren.

      “Tisser?” bracht de man uit. Hij slaagde erin om zichzelf overeind te hijsen, wat behoorlijk indrukwekkend leek gezien zijn toestand. “Wie ben je? Wat wil je?”

      Zelfs nu nog leek hij zich aan de paal te moeten vasthouden. Sebastian begon zich af te vragen of het wel een goed idee was geweest om hem wakker te maken.

      “Ben je hier vaker?” vroeg hij. Hoewel hij een ja als antwoord nodig had, hoopte hij dat het nee was, want wat zou dat zeggen over het leven van de man?

      “Waarom wil je dat weten?” kaatste de dronkaard terug.

      Sebastian begon te beseffen dat hij hier niet zou vinden wat hij zocht. Zelfs als deze man een groot deel van zijn tijd bij de kruising doorbracht, betwijfelde Sebastian dat hij nuchter genoeg zou zijn om veel op te merken.

      “Het maakt niet uit,” zei hij. “Ik ben op zoek naar iemand die hier misschien langs is gekomen, maar ik betwijfel dat je me kunt helpen. Sorry dat ik je lastig heb gevallen.”

      Hij draaide zich weer om naar zijn paard.

      “Wacht,” zei de man. “Jij… je bent Sebastian, nietwaar?”

      Sebastian stopte doen hij zijn naam hoorde en wendde zich fronsend tot de man.

      “Hoe weet je mijn naam?” vroeg hij.

      De man wankelde even. “Welke naam?”

      “Mijn naam,” zei Sebastian. “Je noemde me net Sebastian.”

      “Wacht, jij bent Sebastian?”

      Sebastian deed zijn best om geduldig te blijven. Deze man was duidelijk naar hem op zoek, en Sebastian kon slechts een paar redenen bedenken waarom dat het geval zou zijn.

      “Ja, dat ben ik,” zei hij. “Wat ik wil weten is waarom je naar me op zoek bent.”

      “Ik was…” De man zweeg even en fronste een wenkbrauw. “Ik moest je een boodschap geven.”

      “Een boodschap?” zei Sebastian. Het leek te mooi om waar te zijn, maar toch durfde hij te hopen. “Van wie?”

      “Er was een vrouw,” zei de dronkaard, en dat was genoeg om de vonkjes hoop in een groot vuur te doen oplaaien.

      “Welke vrouw?” vroeg Sebastian.

      De man keek hem echter niet meer aan. Het zag er eerder uit alsof hij weer half in slaap viel. Sebastian greep hem vast en hield hem overeind terwijl hij hem wakker schudde.

      “Welke vrouw?” herhaalde hij.

      “Er was iets… een roodharige vrouw, op een wagen.”

      “Dat is haar!” zei Sebastian, die overspoeld werd door opwinding. “Was dit een paar dagen geleden?”

      De dronkaard nam zijn tijd om na te denken. “Ik weet niet. Zou kunnen. Welke dag is het?”

      Sebastian negeerde dat. Het was voldoende dat hij het aanknopingspunt had gevonden dat Sophia voor hem had achtergelaten. “Die vrouw… dat is Sophia. Waar ging ze heen? Wat was haar boodschap?”

      Hij schudde de dronkaard weer door elkaar toen hij weer leek af te dwalen, en Sebastian moest toegeven dat dat deels uit frustratie was. Hij moest weten wat voor boodschap Sophia bij deze man had achtergelaten.

      Waarom hij? Was er niemand anders geweest bij wie Sophia een boodschap had kunnen achterlaten? Terwijl hij keek naar de man die hij overeind hield, wist Sebastian het antwoord op die vraag: ze was er zeker van geweest dat Sebastian hem zou tegenkomen, want ze had geraden dat hij nergens heen zou gaan. Hij was de beste manier geweest om een boodschap over te brengen.

      Wat betekende dat ze wilde dat hij haar volgde. Ze wilde dat hij in staat was om haar te vinden. Alleen die gedachte al was genoeg om Sebastians hart te doen opzwellen van vreugde, want het betekende dat Sophia misschien bereid was om hem te vergeven. Ze zou hem geen manier bieden om haar te volgen als ze niet geloofde dat ze nog samen konden zijn, nietwaar?

      “Wat was de boodschap?” herhaalde Sebastian.

      “Ze gaf me geld,” zei de man. “Ze dat ik moest zeggen dat… verdomme, ik weet dat ik het onthouden heb…”

      “Denk,” zei Sebastian. “Het is belangrijk.”

      “Ze zei dat ik je moest vertellen dat ze naar Barriston is gegaan!” zei de dronkaard triomfantelijk. “Zei dat ik moest zeggen dat ik het met mijn eigen ogen gezien had.”

      “Barriston?” vroeg Sebastian, terwijl hij naar de wegwijzer keek. “Je weet het zeker?”

      De stad leek geen plek waar Sophia iets te zoeken had, maar misschien was dat het punt ook wel, aangezien ze op de vlucht was. Het was een provinciaal stadje, niet zo groot of dichtbevolkt als Ashton, maar het had wel wat rijkdom dankzij de handschoenen industrie. Misschien was het wel een goede plek voor Sophia om heen te gaan.

      De man knikte, en dat was genoeg voor Sebastian. Als Sophia een boodschap voor hem had achtergelaten, dan deed het er niet toe wie ze had gekozen om die boodschap af te leveren. Wat ertoe deed was dat hij haar boodschap ontvangen had, en dat hij wist welke kant hij op moest. Om de man bij de kruising te bedanken, wierp Sebastian hem een munt uit zijn buideltje toe, en klom toen haastig weer in het zadel.

      Hij stuurde zijn paard richting het westen en spoorde het aan in de richting van Barriston. Het zou tijd kosten om er te komen, maar hij zou zo snel mogelijk rijden. Hij zou haar daar vinden, of misschien kon hij haar onderweg wel inhalen. Hoe dan ook, hij zou haar vinden, en ze zouden weer samen zijn.

      “Ik kom eraan, Sophia,” beloofde hij. Hij denderde door het landschap van de Ridings.

      Nu hij wist dat ze gevonden wilde worden, zou hij alles doen om haar in te halen.

      HOOFDSTUK


Скачать книгу