Bijna Weg. Блейк Пирс
Cassie haalde diep adem en onderdrukte een volgende vlaag van woede. Antoinette had gelijk. Ze had de kinderen niet moeten achterlaten zonder ze te waarschuwen dat ze moesten blijven waar ze waren.
‘Waar is ze naartoe gegaan? Waar heb je haar voor het laatst gezien?’
Antoinette wees. ‘Ze ging die kant op.’
‘Ik ga haar zoeken.’ Cassie hield haar stem opzettelijk kalm. ‘Blijf hier met Marc. Jullie mogen niet – absoluut niet – van deze open plek af, en hou je broertje in het oog. Begrepen?’
Antoinette knikte afwezig en liet haar haar door haar vingers gaan. Cassie hoopte dat ze zou doen wat haar gezegd werd. Ze liep naar waar Antoinette had gewezen en zette haar handen aan haar mond.
‘Ella?’ riep ze zo hard ze kon. ‘Ella?’ Ze wachtte, hopend op een antwoord of voetstappen, maar er kwam geen reactie. Ze hoorde alleen het zachte geruis van de bladeren in de toenemende wind. Kon Ella echt nu al buiten gehoorsafstand zijn, in de korte tijd dat ze weg was geweest? Of was haar iets overkomen?
Haar paniek steeg terwijl ze het bos in rende.
HOOFDSTUK ZEVEN
Cassie sprintte dieper het bos in, zigzaggend tussen de bomen door. Ze schreeuwde Ella’s naam en bad dat er een antwoord zou komen. Ella kon overal wel zijn; er was geen duidelijk pad wat ze gevolgd kon hebben. Het bos was donker en griezelig, de wind waaide steeds harder en de bomen leken haar geroep te dempen. Ella kon wel in een ravijn gevallen zijn, of gestruikeld en op haar hoofd gevallen. Een zwerver kon haar gepakt hebben. Er kon wel van alles gebeurd zijn.
Cassie gleed langs het mos en struikelde over boomwortels. Haar gezicht was op honderd plekken geschramd en haar keel deed pijn van het schreeuwen.
Uiteindelijk stopte ze, naar adem happend. Haar zweet was koud en klam in de wind. Wat moest ze nu doen? Het begon donker te worden. Ze kon niet nog meer tijd besteden aan het zoeken, dan zou ze alle drie de kinderen in gevaar brengen. De tuinierswinkel was haar dichtstbijzijnde kans, als die nog open was. Ze kon daar stoppen, de eigenaar vertellen wat er gebeurd was, en hem vragen de politie te bellen.
Het duurde eeuwig voordat ze weer terug was, en ze liep een paar keer de verkeerde kant op. Ze bad dat de anderen veilig op haar zaten te wachten. En ze hoopte vurig dat Ella misschien vanzelf was teruggekomen.
Maar toen ze de open plek bereikte, vlocht Antoinette blaadjes aan elkaar, en Marc lag diep te slapen op de jassen.
Geen Ella.
Ze kon zich de woede al voorstellen als ze terug zouden komen. Pierre zou – terecht – razend zijn. Margot zou misschien alleen vals doen. Zaklampen zouden de nacht in schijnen terwijl de buurt op zoek was naar een meisje dat verdwaald was, of gewond, of erger, ten gevolge van haar nalatigheid. Het was haar schuld, haar fout.
De situatie was zo afschuwelijk dat het haar te veel werd. Ze viel tegen een boom aan en begroef haar gezicht in haar handen, terwijl ze wanhopig probeerde haar gesnik te bedwingen.
En toen zei Antoinette, met een zilverige stem: ‘Ella? Je mag tevoorschijn komen!’
Cassie keek op en keek ongelovig toe hoe Ella van achter een omgevallen boom kwam en blaadjes van haar rok sloeg. ‘Wat...’ Haar stem klonk rauw en trillerig. ‘Waar was je?’
Ella glimlachte vrolijk. ‘Antoinette zei dat we verstoppertje speelden, en dat ik niet moest komen als je riep, want dan zou ik verliezen. Nu heb ik het koud. Mag ik mijn jas?’
Cassie voelde zich afgestompt door de schok. Ze kon niet geloven dat iemand uit pure boosaardigheid zoiets zou verzinnen. Het was niet alleen de wreedheid, maar ook hoe uitgekookt het was, wat Cassie deed rillen. Waarom wilde Antoinette haar kwellen, en hoe kon ze het in de toekomst voorkomen? Ze kon van de ouders geen hulp verwachten. Aardig zijn had niet gewerkt, en woede zou Antoinette alleen maar in de kaart spelen. Antoinette had de touwtjes in handen, en dat wist ze. Nu gingen ze onvergeeflijk laat naar huis, en dat terwijl ze niemand verteld hadden waar ze naartoe waren gegaan. De kinderen waren modderig, hongerig, dorstig en doodmoe. Ze vreesde dat Antoinette meer dan genoeg had gedaan on haar onmiddellijk te laten ontslaan.
Het was een lange, koude en ongemakkelijke wandeling terug naar het chateau. Ella wilde per se de hele weg gedragen worden, en tegen de tijd dat ze bij het huis aankwamen, had Cassie het geen seconde langer kunnen volhouden. Marc liep mopperend achter ze aan, te moe om meer te doen dan af en toe een steen naar de vogels in de heggen te gooien. Zelfs Antoinette leek geen voldoening te halen uit haar overwinning, en stapte humeurig door.
Toen Cassie op de indrukwekkende voordeur klopte, werd die meteen opengerukt. Daar stond Margot, haar gezicht verwrongen van woede.
‘Pierre!’ schreeuwde ze. ‘Ze zijn eindelijk thuis.’
Cassie begon te trillen toen ze de woedende voetstappen hoorde.
‘Waar zijn jullie in godsnaam geweest?’ schreeuwde Pierre. ‘Wat is dit voor onverantwoordelijk gedrag?’
Cassie slikte. ‘Antoinette wilde naar het bos. Dus we gingen een wandeling maken.’
‘Antoinette… wat? De hele dag? Waarom liet je haar dat in vredesnaam doen, en waarom heb je onze instructies niet gevolgd?’
‘Welke instructies?’ Cassie wilde wegrennen en zich verstoppen voor zijn woede, zoals ze had gedaan toen ze tien was als haar vader een woedeaanval kreeg. Toen ze achteromkeek, zag ze dat de kinderen zich precies zo voelden. Hun onthutste, doodsbange gezichten gaven haar de moed die ze nodig had om Pierre aan te kijken, ook al trilde ze op haar benen.
‘Ik had een briefje op de deur van je slaapkamer gehangen.’ Met moeite dwong hij zichzelf om op een normale toon te praten. Misschien had hij de reactie van de kinderen ook gezien.
‘Ik heb geen briefje gezien.’ Cassie wierp een blik op Antoinette, maar ze keek met hangende schouders naar de grond.
‘Antoinette had een piano-optreden in Parijs. Er kwam een bus om haar op te halen om half negen, maar ze was nergens te vinden. En Marc had voetbaltraining in de stad om twaalf uur.’
Cassie kreeg een koude knoop in haar maag toen ze besefte hoe ernstig de consequenties waren geweest. Ze had Pierre en de anderen vreselijk teleurgesteld. Deze dag had moeten bewijzen dat ze de schema’s van de kinderen in de hand had. In plaats daarvan waren ze onverwacht op stap gegaan naar the middle of nowhere, en hadden ze belangrijke activiteiten gemist. Als zij Pierre was geweest, was ze ook razend geweest.
‘Het spijt me heel erg,’ mompelde ze. Ze durfde niet tegen Pierre te zeggen hoe de kinderen haar in de val hadden gelokt, ook al wist ze zeker dat hij het wel vermoedde. Als ze het zei, zou hij zijn woede misschien over hen uitstorten.
Vanuit de eetkamer klonk een gong en Pierre keek op zijn horloge. ‘Hier hebben we het later over. Ga ze klaarmaken voor het avondeten. Snel, anders wordt het eten koud.’
‘Snel’ was makkelijker gezegd dan gedaan. Het duurde langer dan een half uur en nog meer tranen voordat Marc en Ella in bad waren geweest en hun pyjama’s aan hadden. Gelukkig liet Antoinette zich van haar beste kant zien, en Cassie vroeg zich af of ze misschien over haar toeren was van haar eigen gedrag. Zelf was ze murw geslagen door deze ramp van een dag. Ze was half doorweekt van het in bad doen van de kinderen, maar had geen tijd om te douchen. Ze trok een droog topje aan, en de blaren op haar armen begonnen weer te branden.
Somber liepen ze de trap af.
Pierre en Margot zaten te wachten in de kleine lounge naast de eetkamer. Margot dronk een glas wijn terwijl Pierre zijn glas cognac met sodawater bijvulde.
‘Eindelijk kunnen we eten,’ zei Margot kortaf.
Het diner bestond uit een ovenschotel met vis, en Pierre stond erop dat de twee oudste kinderen zichzelf zouden bedienen, hoewel Cassie Ella wel mocht helpen.
‘Ze moeten op jonge leeftijd al goede manieren leren,’ zei hij, en gaf ze vervolgens gedurende de hele maaltijd