Warda: Roman uit het oude Egypte. Georg Ebers

Warda: Roman uit het oude Egypte - Georg Ebers


Скачать книгу
bewaart de lijken, en beschermt de Nekropolis. Bovendien baant hij, als Hermes Psychopompos (Hermanubis), den weg voor de zielen. Volgens Plutarchus waakt hij voor de goden gelijk de honden voor de menschen.

3

Pylonen noemde men de door een poortdoorgang verbonden torens aan den ingang van een Egyptischen tempel.

4

Roofzuchtige Semitische stammen in het oosten van Egypte.

5

Een paras-chiet was iemand, die de lijken opende.

6

Hathor is Isis in zinnelijken vorm. Zij is de godin van den helderen lichten hemel en draagt de zonneschijf tusschen de hoornen op den koekop, of op een menschenhoofd met de ooren van eene koe. Zij wordt de godin met het schoone aangezicht genoemd en is de schenkster van elke reine levensvreugde. Later beschouwde men haar als de muze, die het leven veraangenaamt met vroolijkheid, liefde, zang en dans. Als goede fee ontmoeten wij haar bij de wieg der kinderen, om hun levenslot te bepalen. Zij draagt vele namen, en er komen verschillende, meestal zeven Hathoren voor, om de voornaamste richtingen harer goddelijke werkzaamheid te verpersoonlijken.

7

De groote koningin uit de 18de dynastie, voogdes van twee pharao’s.

8

Azië.

9

Door de Grieken Typhon genoemd. Hij was de vijand van Osiris, het ware, goede en reine, en vertegenwoordigde de disharmonie en onrust in de natuur. Horus, die voor zijn vader Osiris strijdt, kon hem ter aarde werpen en verminken, maar nimmer vernietigen.

10

Hij bestaat nog en is bekend onder den naam van den tempel van Qoernah.

11

Het noordelijk beeld is, als het geluidgevende Memnonsbeeld, wereldberoemd geworden.

12

De volgende beschrijving van eene Egyptische inrichting van onderwijs is, tot in elke bijzonderheid, ontleend aan bronnen, die uit den tijd van Ramses II en zijn opvolger Mernephtah afkomstig zijn.

13

Het groote, het verhevene huis, de hooge porte: ziedaar de vertolking van het Egyptische Peraä, waaruit het „pharao” der Joden is ontstaan.

14

Vele exemplaren zijn in de graven gevonden. Een dergelijk toestel wordt nog heden in Nubië gebruikt.

15

Ricinus-olie.

16

Alle voorname Egyptenaars droegen eene pruik op den geschoren kruin. Zulke pruiken worden nog in enkele musea bewaard.

17

De zonnegod der Egyptenaars.

18

Wat hier over de artsen wordt gezegd is hoofdzakelijk ontleend aan de geneeskundige geschriften der Egyptenaars, waaronder de papyrus-Ebers in de eerste plaats in aanmerking komt, vervolgens de medische papyrus I van Berlijn, en eindelijk een hiëratisch handschrift te Londen, dat evenals de papyrus-Ebers afkomstig is uit de 18de dynastie, d.i. uit de 16de eeuw v. Chr. Vgl. verder Herodotus II, 84; Diodorus I, 82.

19

Onder de zes hermetische boeken der artsen, door Clemens van Alexandrië genoemd, was er éen gewijd aan de chirurgische instrumenten. Verkeerd gezette beenbreuken die men bij mummies heeft gevonden, strekken nochtans den Egyptischen chirurgen niet tot eer.

20

De Egyptenaren schijnen zich bij voorkeur van zulke messen te hebben bediend, ten minste bij de besnijdenis en bij lijkopeningen. Men heeft er een aantal gevonden, die in de museën worden bewaard.

21

De wet beval bedriegers de hand af te houwen. Diodorus, I, 78.

22

Kleine beeldjes, die men den gestorvene medegaf, om hem behulpzaam te zijn bij den arbeid, dien hij in de onderwereld te verrichten had. Zij houden eene spade en een ploegijzer in de handen, en dragen een zaadbundel op den rug. Bijna allen voeren het 6de hoofdstuk van het Doodenboek tot opschrift.

23

Toth is de god der geleerden en artsen. De ibis is zijn heilig dier; gewoonlijk wordt hij dan ook met een ibis-kop voorgesteld. Ra zou hem als „een schoon licht” hebben geschapen, om de namen zijner booze vijanden kenbaar te maken. Oorspronkelijk maangod, werd hij als heer van de tijdverdeeling en van de maat in het algemeen vereerd. Hij is het die onder de goden wikt en weegt, de wijze, de godheid van schrift, kunst en wetenschap. De Grieken noemden hem Hermes Trismegistus, d. i. de driemaal of zeer groote, en wel naar het voorbeeld der Egyptenaars, die hem Toth of Techoeti, den tweemaal grooten, den zeer grooten heeten.

24

Dit vergif was aan de Egyptenaars goed bekend.

25

De toilet-godheid der Egyptenaars, die als een gedrochtelijke dwerg werd voorgesteld. Hij doet de vrouwen overwinnen in de liefde en de mannen ook in den strijd. Hij is afkomstig uit Arabië.

26

Lid eener priesterorde, waartoe ook de artsen behoorden.

27

In Egypte, evenals in Palestina, dorschten, gelijk vele afbeeldingen, ook uit den oudsten tijd, ons doen zien, runderen het graan, door het in kuilen te treden, dikwijls met hulp van eene zwaar beladen slede, aan beide zijden met halfronde schijven voorzien, en die men heden „noreg” noemt.

28

Er zijn nog kalenders bewaard; de volledigste vindt men in den papyrus-Sallier IV, door F. Chabas uitgegeven en verklaard. Bij elken dag staat aangeteekend, of hij gunstig is of niet, enz. In de tempels heeft men een groot aantal feestkalenders gevonden. De volledigste, van Medinet-Haboe, werd uitgegeven door Dümichen.

29

Gelegen bij eene stroomversmalling van den Nijl, niet verre van de Nubische grenzen, tegenwoordig Gebel Silsileh geheeten, oudtijds beroemd door eene bloeiende priesterschool.

30

De gazellen werden tot huisdieren getemd. Op de monumenten vinden wij ze onder de kudden van rijke Egyptenaars en onder het slachtvee. Dit gastmaal is beschreven naar de afbeeldingen, zooals men er vele in de graven heeft aangetroffen.

31

De kelders zijn in Egypte heet, men kan den wijn dus het best in de schaduw van luchtige schuren bewaren.

32

Sommigen zijn bewaard gebleven.

33

Leden van eene priesterorde in de Egyptische hiërarchie, die zich met de studie der hemellichamen, tijdrekenkundige verklaring van uurteekens, enz. bezig hield.

34

Uit de hymne van Amon, bewaard op een papyrus, die te Boelaq aanwezig is. Grebaut en L. Stern hebben dien verklaard.

35

Een groot feest, dat bijzonder luisterrijk werd gevierd in de Nekropolis, in den tempel van Medinet Haboe.

36

Wat Typhon of Seth toebehoort.

37

In geen tijdperk gebruikten de Egyptische schrijvers meer vreemde Semitische woorden, dan onder de regeering van Ramses II en zijn zoon Mernephtah.

38

Het blijkt uit meer dan éen papyrus met zekerheid, dat ook de zonen van mindere lieden, in zooverre zij aan de gestelde bepalingen voldeden, in den priesterstand konden opgenomen worden. Afgeslotene casten, zooals de Indiërs, hadden de Egyptenaars niet.

39

Wij kennen de zware taak van den Mohar (held) en zijne verplichtingen nauwkeurig uit den papyrus-Anastasi I in het Britsch Museum, voortreffelijk uitgegeven door F. Chabas in zijne Voyage d’un Egyptien.

40

Men kan hem met onzen minister van oorlog vergelijken. Reeds in den vroegsten tijd komt deze waardigheid op de gedenkteekenen voor.

41

In den demotischen papyrus, die te Boelaq wordt bewaard en het eerst door H. Brugsch werd uitgegeven (de Roman van Setnau) heet het: „Is het niet de wet, die de een aan den ander verbindt?” Van bruiden wordt o. a. gewag gemaakt op den sarkofaag van Oennefer te Boelaq.

42

Rood was de kleur voor Seth-Typhon. Het booze en schadelijke wordt ook in de papyrus-Ebers het roode genoemd. Roodharige menschen waren typhonisch.

43

Het Latijnsche „micare digitis.” Een der spelers steekt met eene snelle beweging enkele vingers op, en de anderen moeten het aantal raden. Het was


Скачать книгу