De Ellendigen (Deel 2 van 5). Victor Hugo
woeste windvlaag. Een vreeselijke stilte ontstond, toen verscheen eensklaps een lange reeks opgeheven armen met zwaaiende sabels op de heuvelvlakte, en helmen, en trompetten en standaarden, en drie duizend hoofden met grijze knevels, uitroepende: leve de keizer! Al deze cavalerie bereikte de hoogte. ’t Was als ’t begin van een aardbeving.
Maar eensklaps, o ramp! aan de linkerzijde der Engelschen, aan onze rechterzijde, begon de voorste rij der colonne kurassiers onder vreeselijk getier te steigeren. Op het hoogste punt der kruin bespeurden de kurassiers, die van teugellooze woede brandden, om zich in de carré’s en op de kanonnen te storten, tusschen zich en de Engelschen een groeve, een diepte. ’t Was de holle weg van Ohain!
’t Was een ontzettend oogenblik. De afgrond lag dáár twee vademen diep, tusschen zijn weerzijdsche glooiing, stijf voor de hoeven der paarden; het tweede gelid drong het eerste er in, en het derde het tweede; de paarden steigerden, wierpen zich achteruit, vielen op den rug met de vier pooten in de lucht, verpletterden en wierpen hun ruiters af; ’t was onmogelijk terug te gaan; de geheele colonne was slechts één werptuig, en de ingespannen kracht om de Engelschen te verpletteren, verplette de Franschen; de ontzettende laagte kon eerst overgetrokken worden toen ze gevuld was; ruiters en paarden stortten er hals over kop in, vermorzelden elkander en vormden in dezen kolk slechts één vleeschklomp; toen deze kuil vol levende menschen was, vertrad men ze, en de rest ging er over. Schier een derde der brigade Dubois stortte in dien afgrond.
Hier begon het verlies van den veldslag.
Een plaatselijke overlevering, die blijkbaar overdrijft, zegt, dat twee duizend paarden en vijftienhonderd menschen in den hollen weg van Ohain begraven werden. Onder dit cijfer zijn waarschijnlijk al de andere lijken begrepen, welke den dag na het gevecht in den poel geworpen werden.
Vóór dat Napoleon deze charge der kurassiers van Milhaud beval, had hij het terrein opgenomen, maar den hollen weg niet kunnen zien, die op het plateau van den heuvel zelfs geen streep vertoonde. Evenwel door de kleine witte kapel, op den hoek van den weg van Nivelles oplettend gemaakt, had hij den gids Lacoste omtrent eene mogelijke hindernis, die hier zou kunnen bestaan, ondervraagd. De gids had ontkennend geantwoord. Men zou dus bijna kunnen zeggen, dat dit hoofdschudden van een boer het ongeluk van Napoleon veroorzaakt heeft.
Nog andere noodlottige omstandigheden moesten zich hierbij voegen.
Was het mogelijk, dat Napoleon dezen slag won? Wij antwoorden: neen! Waarom? Uithoofde van Wellington? Uithoofde van Blücher? neen. Uithoofde van God.
Dat Bonaparte te Waterloo overwinnaar zou zijn, lag niet meer in de wet der negentiende eeuw. Er bereidde zich een andere reeks van gebeurtenissen voor, waarin voor Napoleon geen plaats was. De kwade wil der gebeurtenissen had zich reeds sinds lang geopenbaard.
’t Was tijd dat deze sterke man viel.
Het overmatig gewicht van dezen man op het menschelijk lot, verstoorde het evenwicht. Dit enkel individu woog meer dan de geheele massa. Wanneer de geheele menschelijke levenskracht zich in een enkel hoofd samentrok, wanneer de wereld aan het genie van één mensch overgelaten was, zou het doodelijk voor de beschaving zijn, zoo zulks lang duurde. Het oogenblik was gekomen, dat de onverzettelijke hoogste rechtvaardigheid tusschenbeide kwam. ’t Is mogelijk, dat de beginselen en oorzaken, die op regelmatige wijze het evenwicht in de zedelijke, zoowel als in de stoffelijke wereld teweegbrengen, zich beklaagden. Het rookend bloed, stapels van lijken, schreiende moeders zijn vreeselijke beschuldigers. Wanneer de aarde aan eenig overwicht lijdt, is er een geheimzinnig gerucht in de duisternis, dat door den afgrond gehoord wordt.
Napoleon was bij het oneindige aangeklaagd, en zijn val was besloten.
Hij hinderde God.
Waterloo is geen veldslag; ’t is een omkeering van ’t gelaat der wereld.
Tiende hoofdstuk.
Het bergvlak van Mont-Saint-Jean
Ter zelfder tijde als de holle weg had ook de batterij zich vertoond.
Zestig kanonnen en de dertien carré’s verpletterden de kurassiers om zoo te spreken uit de dichtste nabijheid. De onverschrokken generaal Delord maakte voor de Engelsche batterij den militairen groet.
De gansche vliegende artillerie der Engelschen had zich in galop in de carré’s begeven. De kurrassiers hadden zelfs den tijd niet, een oogenblik in den adem te schieten. De ramp in den hollen weg had hen gedecimeerd, maar niet ontmoedigd. ’t Waren mannen die, bij vermindering van getal, in moed toenamen. Alleen de colonne Wathier had door de ramp geleden; de colonne Delord, welke Ney links had doen zwenken, alsof hij een hinderlaag vermoedde, was ongedeerd aangekomen.
De kurassiers wierpen zich op de Engelsche carré’s. Spoorslags, met lossen teugel, de sabel tusschen de tanden, de pistolen in de vuist vielen zij aan.
In de veldslagen zijn oogenblikken, die de ziel des menschen zoodanig verharden, dat zij in den soldaat slechts een beeld en in het vleesch slechts steen ziet. De Engelsche bataljons, schoon op zulk een woedende wijze aangevallen, hielden onbewegelijk stand.
’t Was een vreeselijk moment.
Alle fronten der Engelsche carré’s werden tegelijkertijd aangevallen. Een woest geweld woedde tegen hen. De koele infanterie bleef pal en onverwrikt. Het eerste gelid ontving met gebogen knie de kurassiers op de bajonetten, het tweede gelid schoot op hen; achter het tweede gelid laadden de kanonniers hun stukken; het front van het carré opende zich, liet een uitbarsting van schroot door en sloot zich weder. De kurassiers beantwoordden dit door zich op de carré’s te werpen. De zware paarden steigerden, braken door de gelederen, sprongen over de bajonetten en vielen als gevaarten in ’t midden dier vier levende muren. De kogels maakten openingen in de kurassiers, de kurassiers maakten bressen in de carré’s. Geheele rijen menschen werden vermorzeld onder de paarden. De bajonetten doorboorden de buiken dezer centauren. Hierdoor ontstonden de afzichtelijkste wonden, welke men misschien nimmer elders gezien heeft. De door deze verwoede cavalerie verminkte carré’s, trokken zich samen, zonder te wankelen. Hun schroot was onuitputtelijk en woedde onder de aanvallers. Het gezicht van dat gevecht was gruwelijk. De carré’s waren geen bataljons meer, ’t waren kraters; de kurassiers waren geen cavalerie meer, ’t was een orkaan. Ieder carré was een vulkaan, door een wolk bestormd; de lava streed tegen den bliksem.
De uiterste rechtercarré die het meest van alle was blootgesteld, werd bij den eersten schok schier geheel vernield. Het bestond uit het 75e regiment hooglanders. De doedelzakspeler, in ’t midden van het carré op een trom gezeten, in diepe onoplettendheid, zijn droefgeestige oogen neergeslagen, die vol van de herinnering aan zijn wouden en meren waren, speelde met de pibroch onder den arm de liederen van zijn bergen, terwijl men rondom hem elkander vernielde. Deze Schotten stierven, terwijl ze aan Ben Lothian dachten, evenals de Grieken met de gedachte aan Argos stierven. De pallas van een kurassier hieuw den arm af die den pibroch vasthield, en deed de muziek zwijgen door den muzikant te dooden.
De kurassiers, die betrekkelijk weinig talrijk waren, zijnde door de ramp in den hollen weg zeer verminderd, hadden hier schier het geheele Engelsche leger tegen zich; zij vermenigvuldigden zich echter daar ieder man voor tien gold. Intusschen weken eenige Hanoveraansche bataljons. Wellington zag dit en dacht aan zijn cavalerie. Zoo Napoleon in ditzelfde oogenblik aan zijn infanterie had gedacht, zou hij den slag gewonnen hebben. Dit verzuim was zijn groote, noodlottige misslag.
Eensklaps voelden de aanvallende kurassiers zich aangevallen. De Engelsche cavalerie was hun in den rug. Vóór hen stonden de carré’s, achter hen Somerset; Somerset, dat wil zeggen de veertienhonderd dragonders der garde. Somerset had aan zijn rechterzijde Dornberg met de Duitsche lichte ruiterij en aan zijn linkerzijde Trip met de Belgische karabiniers; de kurassiers, in den flank en in het front van voren en van achteren aangevallen door de infanterie en cavalerie, moesten aan alle zijden het hoofd bieden. Wat kon ’t hun schelen – zij waren een wervelwind. De dapperheid was onbeschrijfelijk.
Buitendien hadden zij achter zich de immer donderende batterij. Alleen op deze wijze was ’t mogelijk, dat deze mannen in den rug gekwetst werden. Een hunner kurassen, bij ’t linker schouderblad door een kogel doorboord, bevindt zich bij de verzameling in ’t museum van Waterloo.
Voor zulke Franschen werden niets minder dan zulke Engelschen