De Geest van China. Borel Henri Jean François

De Geest van China - Borel Henri Jean François


Скачать книгу
heeft niet enkel overgeleverd, maar ook zeer veel zelf gemaakt.

      De vijfde is de z.g. Ts’oen Ts’ioe (lett: Lente en Herfst), een boek, dat geheel en al door Confucius geschreven is, het éénige geheel van hèm alléén. Het bevat de geschiedenis van China van 722–481 v. C. Om dit boek te kunnen vervaardigen, zond Confucius 14 zijner leerlingen uit om de heilige geschriften van 120 volken voor hem te halen en deze te bestudeeren, aldus Dr. Chen Huan Chang.

      Ik heb vroeger, o.a. toen ik, nu 15 jaar geleden, mijn Hollandsch werk over Confucius uitgaf, gedacht, dat dit boek Ts’oen Ts’ioe een exclusief geschiedkundig karakter had, en daarom van niet zooveel beteekenis was voor zijn filosofie. Dit is ook het oordeel van de meeste Europeesche sinologen. Sedert echter hebben Chineesche geleerde vrienden mij er op gewezen, dat dit niet juist is. Het zou n.l. niet zuiver historisch van karakter zijn, volgens hun oordeel. Zooals Dr. Chen Huan Chang er van zegt: „De woorden, uit de geschiedenis aangehaald, zijn slechts de beelden, waarmede Confucius zijn principes illustreert”. „Ik zou mijn ideeën als pure theorieën willen verkondigen”, zeide Confucius er zelf van, „maar het is dieper, waarder, helderder, glanzender, ze te representeeren door de daden van menschen”. Hij critizeert er de keizers in, verlaagt er de vorsten in, valt de hooge ambtenaren aan en vestigt zijn ideale koninkrijk, een republiek op aarde door de Ts’oen Ts’ioe. Confucius was dus, als trouwens alle groote mannen, een revolutionnair. Confucius heeft zelfs gezegd: (zie de Loen Yü): „Het is alleen de Ts’oen Ts’ioe die mij bekend zal maken bij de menschen, en ’t is alleen de Ts’oen Ts’ioe die zal maken dat de menschen mij veroordeelen.”

      Van de 5 daar zooeven door mij opgenoemde boeken zijn de Yih King de Bijbel der Evolutie, en de Ts’oen Ts’ioe de voornaamste, volgens sommige Chineesche geleerden.

      De Yih King is deductief, beginnende met abstracte principes en voortgaande tot hun practische toepassing; de Ts’oen Ts’ioe is inductief, en komt door de analyse van feiten uit de historie tot algemeene theorieën.

      Voor degenen onder mijn lezers, die mijn in 1898 verschenen boekje over Confucius mochten gelezen hebben, zou ik er hier gaarne even op wijzen, dat het mij nù zéér spijt, daarin niet meer van deze twee Chineesche Kings te hebben gezegd, die zoo veel van Confucius zelf en zijn godsdienstige wijsbegeerte bevatten. Ik schaam mij niet te zeggen, dat ik in de 16 jaar, die na de publiceering van dat werkje verloopen zijn, wat dieper in de Chineesche filosofie ben doorgedrongen, en er wat méér van geleerd heb. Ik ben dan ook bezig aan een vollediger werk er over, waarin ik het vroeger te weinig gegevene hoop in te halen.

      Bij zijn terugkomst in Loe, toen hij 69 jaar oud was, voltooide hij de Yih King, en hij was 72, toen hij de Ts’oen Ts’ioe schreef. In 479 v. C. stierf hij 74 jaar oud, 8 jaar vóór de geboorte van Socrates.

      Ik heb Confucius’ leven hier maar even zéér beknopt behandeld, omdat ik liever gauw op zijn leer wilde neerkomen.

      Wat wij van Confucius’ Wijsheid over hebben is (behalve wat ik zooeven aanhaalde, de Ts’oen Ts’ioe en de bewerking der 5 Kings) alles overlevering zijner discipelen, dus niet door hem zelf geschreven werk. Deze overleveringen, werken van discipelen over Confucius en zijn leer, de Choeng10 Yoeng, de Ta Hioh en de Loen Yü worden, met de werken van den filosoof Mêng Tsz’ of Mencius, de z.g. Sz’ Shoe d.i. Vier Boeken genoemd, naast de vijf Kings de literaire en filosofische schatten van China.

      Ik zal nu beginnen met de Choeng Yoeng, door Confucius’ kleinzoon K’oeng Kei geschreven, die gewoonlijk bij zijn studeernaam Tsz’ Sz’ wordt genoemd. De Choeng Yoeng is de zuivere, overgeleverde leer van Confucius, door Tsz’ Sz, zijn kleinzoon en discipel, uit den mond van den Wijze opgeteekend, omdat hij vreesde, dat ze anders wellicht later verkeerd zou worden overgebracht. Confucius’ discipelen waren gewoon, belangrijke woorden van hun Meester op tabletten aan te teekenen om ze te onthouden.

      Ik zal den eersten tekst geheel opschrijven om een idee te geven van den uitersten eenvoud en kortheid van Chineesche filosofie.

      (van boven naar beneden te lezen, van rechts naar links, te beginnen met kolom A)11

      Dit zijn in ’t geheel maar 15 schriftteekens of karakters, maar er zijn geheele boekdeelen te schrijven, en die zijn dan ook geschreven, over de uitlegging van dezen tekst.

      Nu is ’t gemakkelijk om, zooals wel eens enkele sinologen gedaan hebben, voor ieder der Chineesche karakters een equivalent te nemen in een Europeesche taal, en er dan een paar Europeesche zinnen van te maken. Ik moet er echter nog eens op wijzen dat een Chineesche tekst niet is een representatie van woorden, maar een opeenvolging van ideeën en dat de combinatie van die symbolen niet is een representatie van wat de schrijver wilde zeggen, maar vooral van wat hij denkt. Een woordelijke versie is daarom onmogelijk.

      Prof. Legge, de groote, erkende sinoloog van de Chinese Classics heeft den eersten zin vertaald met:

      „What Heaven has conferred is called the Nature” (wat de Hemel heeft verleend wordt genaamd de Natuur). En hij zegt er in een commentaar bij: „By Sing of Nature is to be understood the Nature of Man”. (Onder Sing of natuur is te verstaan de Natuur van den Mensch).

      Er zit echter véél meer aan vast, en ik zeg dit, behalve uit eigen overtuiging, op gezag van Chineesche geleerden. Wij moeten dus dezen tekst eens wat nader beschouwen. Ten eerste: Wat wordt hier bedoeld met Hemel?

      In de alleroudste Chineesche godsdienst en geschiedenisboeken lezen wij van één, alleroppersten God, oneindig en in-zich-zelf bestaande, die genaamd werd Shang Ti letterlijk vertaald met: Opperste Macht of Heer. (In de Bijbelvertaling is God dan ook met dit Shang Ti vertaald). Voor dit abstracte begrip Shang Ti is later een meer concreet, Th’ien, de Hemel, in de plaats gekomen. Trouwens, ook wij spreken dikwijls in volkstaal van de Hemel, waar wij God bedoelen. Shang Ti en Th’ien zijn daarom in de oude Chineesche Heilige Schriften één en hetzelfde, het eerste alleen abstracter, het tweede wat concreter uitgedrukt. De alleroudste Chineesche godsdienst spreekt niet van goden of afgoden, maar van één Opperwezen, Shang Ti, later ook wel Th’ien, Hemel, genaamd.

      Het karakter Ti bestaat uit een combinatie van twee, waarvan het eene: Boven, en het andere: Doordringen beteekent, dus: het Opperste dat alles doordringt.

      Het woord „ming” is samengesteld, ideografisch, uit „mond”, en „bevelen” of „ordonneeren”, en beteekent niet alleen bevel, order, maar ook het bevel zelf, het z.g. mandaat, en ook: de wil, die het bevel gaf. Zoo wordt de Regeering beschouwd te zijn als een mandaat, bevel van den Hemel, en ook dat, wat van den Hemel verkregen is bij Hemelsche beschikking. Al deze beteekenissen te zamen liggen opgesloten in ’t karakter ming, en het is onmogelijk, die met een Hollandsch woord weer te geven. Omschrijvend, zou het hier zijn: „Dat, wat de Hemel, beschikt heeft, te bevelen en te verleenen, en ook dàt, wat van den Hemel verleend is krachtens deze beschikking”. Meer vrij-Europeesch: dat wat de Hemelsche Wijsheid geordonneerd heeft dat zoo zij. (Het karakter Chü duidt een soort genitief aan, hier meer dat wat.) Dit nu, wordt genaamd, Sing, een karakter, samengesteld uit hart, en geboren worden. Dus geboren zijn van het hart. Dit karakter hart beteekent in ’t Chineesch ook geest, mind, niet alleen ’t physieke hart. We moeten nu den zin niet letter-alphabetisch, maar symbolisch lezen, zooals alle Chineesche filosofie. We zien, hier, ideografisch gelezen, staan: dat, wat de Hemel beschikt, bevolen heeft en ook: dat, wat van den Hemel krachtens die beschikking ontvangen is, heet (wei) „hart geboren”.

      In de Europeesche, alphabetische taal moeten die symbolen worden omschreven, die in ’t Chineesch niet gespeld in letters en geconstrueerd in zinnen, maar gedacht worden en als gedachten ideografisch voorgesteld. De Chineesche tekst wordt daardoor als ’t ware op een ander gebied overgebracht, want hij is meer op gedachte-gebied dan op taal-gebied.

      We krijgen dan, véél uitvoeriger en met véél meer omhaal:

      Dat, bij wat


Скачать книгу

<p>10</p>

Uit te spreken „Tsoeng”.

<p>11</p>

Zie bladz. 30.