De Ellendigen (Deel 2 van 5). Victor Hugo

De Ellendigen (Deel 2 van 5) - Victor Hugo


Скачать книгу
veldslags; deze schimmen zijn de grenadiers; deze flikkeringen zijn de kurassiers; dit geraamte is Napoleon; dit geraamte is Wellington; dat alles is niet meer, en dringt en strijdt nog; de holle wegen worden purper, en de boomen rillen; er is zelfs woede in de wolken, en in de duisternis verschijnen op al deze woeste hoogten, Mont-Saint-Jean, Hougomont, Frischemont, Papelotte, Plancenoit, onduidelijk zwermen van schimmen, die elkander verdelgen.

      Zeventiende hoofdstuk.

      Moet men Waterloo goedvinden?

      Er bestaat een zeer achtenswaardige vrijzinnige school, die Waterloo niet haat. Wij behooren er niet toe. Voor ons is Waterloo slechts de vervalschte dagteekening der vrijheid. Dat een arend als dien wij kennen uit zulk een ei voortkomt, is stellig onverwacht.

      Waterloo is, zoo men zich op het hoogste gezichtspunt der kwestie plaatst, een bedeelde anti-revolutionnaire overwinning. ’t Is Europa tegen Frankrijk, ’t is Petersburg, Berlijn en Weenen tegen Parijs, ’t is het status-quo tegen het initiatief, ’t is de 14 Juli 1789 door den 20 Maart 1815 aangevallen: ’t is de wapenkreet der monarchieën tegen het onbedwingbaar Fransch oproer. Dit groote volk te dempen, dat sinds 26 jaar vuur en vlam verspreidde, was de bedoeling. Vandaar het verbond der Brunswijkers, Nassauers, Romanoffs, Hohenzollerns, Habsburgen met de Bourbons. Waterloo draagt het „bij de gratie Gods” aan ’t hoofd. Het is waar, dat, wijl het Keizerrijk despotiek was geweest, het koningschap, tengevolge der natuurlijke terugwerking, gedwongen was liberaal te wezen, en dat een constitutioneele orde zeer tegen den zin en tot grooten spijt der overwinnaars uit Waterloo is voortgekomen. ’t Is omdat de revolutie werkelijk niet verwonnen kan worden en als een noodwendig gevolg der omstandigheden steeds weder verschijnt, vóór Waterloo, in Bonaparte als hij de oude tronen omverwerpt, na Waterloo, in Lodewijk XVIII als hij het Charter verleent en er zich aan onderwerpt. Bonaparte plaatst een postiljon op den troon van Napels en een sergeant op den troon van Zweden; hij bezigt de ongelijkheid om de gelijkheid te bewijzen; Lodewijk XVIII onderteekent te Saint-Ouen de verklaring der rechten van den mensch. Wilt ge u rekenschap geven van wat revolutie is, noem haar „vooruitgang”; wilt ge u rekenschap geven van wat vooruitgang is, noem hem „morgen.” „Morgen” verricht onweerstaanbaar zijn werk, en begint reeds heden. Op zonderlinge wijze bereikt het altijd zijn doel. Het gebruikt Wellington om van Foy, die slechts een soldaat was, een redenaar te maken. Foy valt te Hougomont en herrijst op de tribune. Zoo handelt de vooruitgang. Er zijn geen slechte werktuigen voor dezen arbeider! Onbekommerd bezigt hij voor zijn goddelijk werk den man die over de Alpen stapt, en den goeden zwakken grijsaard. Hij bedient zich van den podagrist evenzeer als van den overwinnaar; van den overwinnaar naar buiten, van den podagrist naar binnen. Waterloo heeft een einde gemaakt aan het omstorten der tronen van Europa door het zwaard, doch heeft geen ander gevolg gehad dan het werk der revolutie aan de andere zijde te doen voortzetten. De heerschappij van het zwaard was ten einde; de beurt was nu aan de denkers. De eeuw, welke Waterloo wilde tegenhouden, is er over heengegaan en heeft haar weg vervolgd. Deze treurige overwinning is door de vrijheid verworven.

      Wat ten slotte en onwedersprekelijk te Waterloo zegevierde, wat achter Wellington glimlachte, wat hem al de maarschalksstaven van Europa, daarbij zoo men zegt den maarschalksstaf van Frankrijk bezorgde, wat vroolijk den grond, nog vol beenderen, tot een heuvel deed opkruien om er den leeuw op te richten, wat zegepralend op dat voetstuk den datum „18 Juni 1815” heeft geschreven, wat Blücher aanmoedigde om de vluchtelingen neer te sabelen, wat van den top van Mont-Saint-Jean zich naar Frankrijk als naar een prooi boog, was de contra-revolutie. ’t Was de tegenomwenteling, die het schandelijk woord: „Verbrokkeling” mompelde. Te Parijs gekomen, heeft zij den krater van nabij gezien, en voelde dat deze asch haar de voeten verbrandde, en zij bedacht zich. Zij vergenoegde zich met het stamelen van een charter.

      Laat ons in Waterloo niets zien dan ’t geen in Waterloo is. Van vrijheid uit goeden wil, niets. De contra-revolutie was onwillekeurig liberaal, evenals door een hiermede overeenkomend verschijnsel Napoleon onwillekeurig revolutionnair was. Den 18 Juni 1815 werd de Robespierre te paard uit den zadel gelicht.

      Achttiende hoofdstuk.

      Uitbreiding van het „Goddelijk recht.”

      Einde van het dictatorschap. Het geheele stelsel van Europa stortte in.

      Het Keizerrijk verzonk in een schaduw, welke die der stervende Romeinsche wereld geleek. Men zag weder een afgrond als ten tijde der barbaren. Maar de barbaarschheid van 1815, welke men bij haar korten naam van contra-revolutie moet noemen, had weinig adem, was spoedig uitgeput en bleef steken. Het Keizerrijk, wij moeten het zeggen, werd beweend, en beweend door de oogen van helden. Zoo de roem bestaat in het zwaard tot schepter gemaakt, was het Keizerrijk de roem zelf geweest. Het had op aarde al het licht verspreid, dat de dwingelandij geven kan; een somber licht. Wat meer is, een duister licht. Bij het ware daglicht vergeleken is het nacht. Deze verdwijning van den nacht, had de uitwerking eener eclips.

      Lodewijk XVIII kwam te Parijs terug. De rondedansen van den 8 Juli wischten de geestdrift van den 20 Maart uit. De Korsikaan werd de tegenstelling van den Béarner. De vlag van den koepel der Tuilerieën werd wit. De verbanning zat op den troon. De withouten tafel van Hartwell nam plaats vóór den gelelieden armstoel van Lodewijk XIV. Men sprak van Bouvines en Fontenoy als van gisteren, Austerlitz was verouderd. Het altaar en de troon waren in hartelijke broederschap. Een der onbetwistbaarste vormen van geluk voor de maatschappij in de negentiende eeuw vestigde zich in Frankrijk en op het vasteland. Europa nam de witte kokarde aan. Trestaillon was beroemd. Het devies non pluribus impar verscheen weder in de steenen stralen, die op den voorgevel der kazerne van de kade Orsay een zon vormden. Waar een Keizerlijke garde was geweest, was een rood huis. De boog van het Carousel, overladen met kwalijk verdragen overwinningen, als vreemd temidden dezer nieuwigheden, misschien eenigszins beschaamd door Marengo en Arcola, trok zich uit de verlegenheid met het beeld van den hertog van Angoulême. Het Magdalena kerkhof, een ontzettende algemeene grafplaats van 93, werd met marmer en jaspis overdekt; het gebeente van Lodewijk XVI en van Maria Antoinette bevond zich in dit stof. In de slotgracht van Vincennes verrees een halve zuil, ter herinnering dat de hertog van Enghien in dezelfde maand was gestorven als Napoleon gekroond werd. Paus Pius VII, die deze kroning had gewijd, zoo dicht bij dezen dood, zegende den val even bedaard als hij de verheffing had gezegend. Te Schönbrunn was een kleine schim van vier jaren, men was een oproerling zoo men hem koning van Rome noemde. En al deze dingen zijn geschied, en deze koningen hebben hun tronen hernomen, en de meester van Europa is in een kooi gezet, en het oude regeeringstelsel is herleefd, en al de duisternis en al het licht der aarde zijn van plaats veranderd, wijl op den achtermiddag van een zomerdag een herder in een bosch tot een Pruis zeide: ga hierheen en niet daarheen!

      Dat 1815 was een soort van treurigen April. De oude ongezonde en giftige werkelijkheid nam een nieuw voorkomen aan. De logen vereenigde zich met 1789, het „goddelijk recht” vermomde zich onder een charter, fictiën werden constitutioneel, vooroordeelen, bijgeloovigheden en nevengedachten, met art. 14 in het hart, vernisten zich met het liberalisme. Verandering van vel bij de slang.

      De mensch was door Napoleon tevens verheven en vernederd. Het ideaal had, onder deze regeering van de schitterende stof, den zonderlingen naam van ideologie ontvangen. Een groote onvoorzichtigheid van een groot man, om met de toekomst te spotten. De volken evenwel, dat kanonnenvleesch, ’t welk den kanonnier zoo lief had, zochten hem met de oogen. Waar is hij? Wat doet hij? Napoleon is dood, zeide een voorbijganger tot een invalide van Marengo en Waterloo. – „Hij dood!” riep de soldaat, „dan kent gij hem niet!” De geesten mistrouwden dien neergevelden man. Na Waterloo was de achtergrond van Europa duister. Eene ontzaggelijke plaats bleef lang ledig door de verdwijning van Napoleon.

      De koningen plaatsten zich in dat ledige. Het oude Europa maakte zich dit ten nutte om zich te hervormen. Er was een Heilig-Verbond. Belle-Alliance, had het noodlottig veld van Waterloo reeds vooraf gezegd.

      In de tegenwoordigheid en tegenover het oude herschapen Europa werden de lijnen van een nieuw Frankrijk getrokken. De toekomst, door den Keizer bespot, deed zijn intrede. Zij had op het voorhoofd deze ster, „Vrijheid.” De vurige oogen der jonge geslachten richtten zich op haar. Zonderling, men was tegelijkertijd door deze toekomst, Vrijheid, en dat verleden, Napoleon, bekoord. De nederlaag had den verwonneling grooter gemaakt. De gevallen Bonaparte scheen hooger dan de staande Napoleon. Zij, die gezegevierd hadden,


Скачать книгу