De Wonderen van den Antichrist. Lagerlöf Selma

De Wonderen van den Antichrist - Lagerlöf Selma


Скачать книгу
niet spoedig uit de gevangenis zou komen en waarvan hij dan leven moest.

      De signorina antwoordde dat hij zou leven van haar arbeid. Don Matteo vroeg haar zeer ernstig of zij zich wel afgevraagd had, hoe haar vader, die altijd een rijke man was geweest, de armoede zou kunnen dragen.

      Nu zweeg zij. Ze trachtte de lippen tot een antwoord te bewegen, maar kon geen geluid uitbrengen.

      Don Matteo sprak en sprak. Zij zag er hoe langer hoe wanhopiger uit, maar gaf toch niet toe.

      Hij wist ten slotte geen raad meer.

      Hoe zou hij haar toch kunnen redden uit het spookhuis, uit de armoede en van den last der schande die haar drukte? Maar toen vielen zijn oogen op het kleine Madonnabeeldje boven het bed. De jonge signorina was dus een geloovige.

      Nu werd de geest vaardig over don Matteo. Hij voelde dat God hem gezonden had, om deze arme vrouw te redden. En toen hij weer sprak, was er een klank in zijn stem, die hem anders vreemd was. Hij begreep, dat hij het niet alleen was, die nu tot haar sprak.

      „Mijn dochter,” zei hij, terwijl hij oprees, „om der wille van uw vader zult ge huwen met don Ferrante. De Madonna wil het, mijn dochter.”

      Er kwam iets imponeerends over don Matteo’s uiterlijk. Zoo had nog geen mensch hem ooit gezien.

      De signorina beefde alsof de Heilige Geest tot haar gesproken had, en zij vouwde haar handen.

      „Word een goede en trouwe echtgenoote voor don Ferrante,” zei don Matteo, „en de Madonna belooft u door mij, dat uw vader een onbezorgden ouderdom zal hebben.”

      Toen zag de signorina dat het een heilige ingeving was, die don Matteo inspireerde. Het was God die door hem sprak. En zij wierp zich op de knieën en boog het hoofd.

      „Ik zal doen wat gij beveelt,” zei ze.

      Maar zie, toen de geestelijke, don Matteo, uit het huis van den kleinen Moor kwam, en door de steeg ging, nam bij plotseling zijn brevier en begon te lezen. En ofschoon het waschgoed hem om de wangen sloeg, en sinaasappelschillen en kleine kinderen op de straat schenen te liggen, alleen om hem te doen struikelen, hij zag niet op uit zijn boek.

      Hij had behoefte Gods heilige woorden te hooren.

      Want daarbinnen in het zwarte huis had hem alles zoo zeker en gewis geschenen, maar nu hij buiten kwam in den zonneschijn, begon hij bevreesd te worden voor de belofte, die hij in der Madonna’s naam gegeven had.

      Don Matteo bad en las en las en bad.

      Mocht de almachtige God in den hemel de vrouw beschermen, die op hem vertrouwd en hem gehoorzaamd had, alsof hij een profeet ware!

      Don Matteo sloeg den hoek om naar de corso. Hij bonsde tegen ezels, die naar huis gedreven werden met reizende signorina’s op hun rug, hij liep recht tegen veldarbeiders aan, die van hun werk naar huis keerden en hij stiet tegen de oude spinnende vrouwtjes en raakte verward in haar linnen. Eindelijk bereikte hij een kleinen, donkeren winkel.

      Het was een vertrek zonder ramen, dat in den hoek van een oud paleis lag. De drempel was een voet hoog, de vloer was van vastgetrapte aarde, en de deur moest altijd openstaan om licht binnen te laten. De toonbank was belegerd door voerlieden en ezeldrijvers.

      En voor de toonbank stond don Ferrante. Zijn baard was in wanorde, zijn gelaat één en al rimpel, zijn stem heesch van woede. De voerlieden verlangden een onmatig hooge betaling voor de vrachten, die ze van Catania naar Diamante gebracht hadden.

      VII.

      De klokken van San Pasquale

      Men merkte spoedig in Diamante, dat don Ferrante’s echtgenoote, donna Micaela, niet veel meer was dan een kind. Zij kon er nog zoo uitzien als een voorname dame van de wereld, zij was toch niets anders dan een kind. En iets anders kon men ook niet van haar verwachten na het leven, dat zij geleid had.

      Van de wereld had zij niets gezien dan theaters, museums, balzalen, promenades en renperken, en dit alles zijn immers slechts speelplaatsen. Zij was nog nooit alleen op straat geweest. Zij had nooit gewerkt. Men had nooit een ernstig woord tot haar gesproken. Ze was niet eens ooit verliefd geweest.

      Toen zij in het zomerpaleis trok, vergat zij al haar zorgen, even licht en luchtig als een kind het gedaan zou hebben. En het bleek dat zij de spelende phantasie van een kind bezat en dat zij alles wat haar omgaf kon veranderen en herscheppen. De oude Saracenenstad Diamante leek donna Micaela een paradijs.

      Ze zeide dat zij in het geheel niet verbaasd was geweest, toen don Ferrante haar op de markt aansprak en aanzoek om haar hand deed. Het kwam haar zeer natuurlijk voor dat zoo iets in Diamante gebeurde. Zij had dadelijk gezien, dat Diamante een stad was, waar rijke mannen zochten naar arme, ongelukkige signorina’s om haar tot heerscheressen te maken in hun zwarte lavapaleizen.

      Het zomerpaleis behaagde haar zeer. Het verbleekte, honderdjarige mousseline, dat de meubels bedekte, vertelde haar vele verhalen. En ze vond een diepe beteekenis in al de liefdestooneelen, die tusschen de herders en herderinnetjes op de wandschilderingen werden afgespeeld. Zij had ook dadelijk het geheim van don Ferrante geraden. Hij was in het geheel geen gewone koopman in een der straten van een kleine stad.

      Hij was een eergierig man, die geld verzamelde om de familiegoederen op den Etna terug te kunnen koopen, evenals het paleis in Catania en het slot in de bergen. En indien hij een kort buis en een puntige muts droeg gelijk een boer, was dit slechts om des te eerder te kunnen optreden als grande van Spanje en prins van Sicilië.

      Sedert hij getrouwd was, placht don Ferrante zich iederen avond te kleeden in een fluweelen rok, zijn gitaar in de hand te nemen, en zich te plaatsen op de koortrap van de muziekzaal in het zomerpaleis om canzones te zingen. Terwijl hij zong, droomde donna Micaela, dat ze gehuwd was met den edelsten man van het gansche schoone eiland Sicilië.

      Toen donna Micaela een paar maanden getrouwd was, kwam haar vader uit de gevangenis en vestigde zich in het zomerpaleis bij zijn dochter. Hij bevond zich heel wel in Diamante en werd aller vriend. Hij sprak gaarne met de iemkers en de wijngaardeniers, die hij in het café Europa trof; en hij vermaakte zich iederen dag met het rijden naar den voet van den Etna om naar historische overblijfselen te zoeken. Maar hij had zijn dochter volstrekt geen vergiffenis geschonken. Wel woonde hij onder haar dak, maar hij behandelde haar als een vreemde en was nooit teeder jegens haar.

      Donna Micaela liet hem stil geworden en hield zich alsof zij niets bemerkte.

      Zij kon zijn toorn niet meer zoo ernstig opnemen. Deze oude man, dien zij liefhad, geloofde, dat hij haar jaar na jaar zou kunnen blijven haten. Hij zou in haar nabijheid leven, haar stem hooren, haar oogen zien en omgeven zijn door haar liefde, en hij zou kunnen voortgaan haar te haten!

      O, hij kende haar noch zich zelf! En dikwijls zat zij te phantaseeren hoe het zou gaan als hij tot de erkentenis kwam, dat hij overwonnen was, wanneer hij tot haar komen en haar toonen zou, dat hij haar liefhad.

      Op een dag stond donna Micaela op haar balkon, en wuifde tegen haar vader, die op een kleine donkerbruine ponny wegreed, toen don Ferrante uit zijn winkel kwam om met haar te spreken.

      En wat don Ferrante haar wilde zeggen, was, dat het hem gelukt was voor haar vader een plaats te koopen in de broederschap van het heilig hart te Catania.

      Maar ofschoon don Ferrante zeer duidelijk sprak, scheen donna Micaela hem volstrekt niet te verstaan.

      Hij moest herhalen, dat hij gisteren in Catania was geweest, en dat het hem gelukt was cavaliere Palmeri een plaats te verschaffen in een broederschap. Hij zou over een maand daar intreden.

      Zij vroeg slechts: „Wat wil dit zeggen? Wat beteekent dit?”

      „O,” zei don Ferrante, „kan het mij niet vervelen kostbaren wijn van het vasteland voor je vader te laten komen en kan ik geen lust hebben zelf eens op Domenico te rijden?” Toen hij dit gezegd had, wilde hij heengaan. Er was immers niets meer te zeggen.

      „Maar vertel mij toch eerst wat voor een broederschap dat is,” zeide zij.

      „Wat dat is? Daar wonen vele oude mannen.”

      „Arme oude mannen?”

      „O ja, ze zijn juist niet rijk.”

      „Ze


Скачать книгу