Lidewyde. Busken Huet Conrad

Lidewyde - Busken Huet Conrad


Скачать книгу
willen begeven. Nuttelooze poging! Emma zat steeds op dezelfde plaats, in dezelfde houding, en bekommerde zich blijkbaar meer om haar borduurwerk dan om zijne hartsgeheimen. Nog ééne schrede, en hij bevond zich in de kamer van haren vader. Zou hij belangstelling veinzen in den bronzen Shakespeare op de pendule? In den buste van Bilderdijk, met den vermaarden tulband om de slapen, die op den hoogsten top der middelste boekenkast rustte? In het medaljon met gouden rand, achter welks glas eene roos van het graf van Washington bewaard werd? In het andere medaljon, met het profiel van Dante in bas-relief van zilver, waarboven een kleine ivoren arend de vleugelen uitsloeg? Het beste was, dat hij zich op den grootst mogelijken afstand van Emma nederzette in haar vaders fauteuil, of op een stoel daarnevens, en eene soort van contenance borgde door zich voor de leus in Cats te verdiepen.

      Eerst bezag hij het boek aan de buitenzijde: het was een exemplaar der oorspronkelijke kwarto-uitgaaf, beroemd om de schoonheid en zuiverheid der platen. De band zag donkerbruin, gelijk een band van meer dan twee honderd jaren betaamde, doch was overigens volkomen gaaf en op het plat versierd met een verguld wapen in een vergulden rand. Het exemplaar scheen oorspronkelijk het eigendom geweest te zijn van een stedelijk bestuur uit de dagen der Republiek; althans, André herkende het wapen, en toen hij het schutblad opsloeg, trof hij eene door Cats zelven geschreven en eigenhandig door hem onderteekende opdragt aan, waarin melding gemaakt werd van aan den dichter bewezen diensten en van eene voor hem daaruit voortgevloeide verpligting tot erkentelijkheid. Des noods zou hij Emma zijne belangstelling in deze bijzonderheid hebben kunnen mededeelen en op die wijze een gesprek met haar hebben kunnen aanknoopen; doch hij begreep juist van pas, dat zij de bedoelde inscriptie ongetwijfeld van buiten kende en haar vader haar de lotgevallen van dit boek stellig meermalen haarklein verhaald had. Hij bleef dus zwijgen en bezag de titelprent en, daartegenover, het portret van den dichter. De uitdrukking van het gelaat beviel hem niet, doch hij wist niet regt om welke reden, en vreesde Emma te zullen kwetsen indien hij iets zeide ten nadeele van een van haar vaders huisgoden, of zich zelven in hare schatting te zullen benadeelen, indien hij zich aan eene ongegronde en welligt onbekookte aanmerking waagde.

      Hij zou gaan lezen, doch moest het voorkomen aannemen, alsof hij slechts feuilleteerde. De eene bladzijde voor, de andere na, werd half gedachteloos omgeslagen. Toen hij aan den Spiegel genaderd was, begon hij eenigzins ruimer adem te halen. De verzen en versjes in die afdeeling vond hij mooi, mooijer dan de dichtproeven in sommige vroegere afdeelingen; mooijer vooral dan hij gedacht zou hebben, wanneer hij met zijne kinderlijke herinneringen te rade ging. Het had hem meermalen verwonderd dat een man van zulk een geoefenden smaak als Emma's vader zich bijwijlen een geheelen avond vermaken kon met Cats te lezen. Die bevreemding week nu allengs naar den achtergrond. Men had hem geleerd dat ons vaderland, in de dagen van zijn tierigsten bloei, vier voorname dichters had voortgebragt, waarvan Vondel de grootste en Cats de minste was. Hij had zich echter nooit afgevraagd, of die lagere plaats niet nog altijd eene eereplaats verdiende te heeten, en of men niet inderdaad een zeldzaam vernuft geweest moest zijn om van geslacht tot geslacht in den mond van een geheel volk te blijven voortleven, en in binnenkameren dier natie, al behoorde deze niet tot de ontwikkeldsten, of al zou men de atmosfeer in dat heiligdom gaarne van tijd tot tijd ververscht gezien hebben, om zoo te zeggen tot een spreekwoord te worden. En hoe was Cats aan die in zijne dagen en voor zijne landgenooten geheel nieuwe onderwerpen en vormen gekomen? De oude heer Visscher beweerde, dat Cats groote verpligtingen had gehad aan den schrijver van Don Quyote, en men een geheel menschenleven allergenoegelijkst zou kunnen doorbrengen met na te gaan, welken invloed de oud-spaansche litteratuur op de oud-nederlandsche had uitgeoefend. Was die uitspraak het gevolg eener blinde vooringenomenheid, gelijk men bij dilettanten pleegt aan te treffen, of steunde zij op deugdelijke gronden? André wist het niet. Die Spiegel van den ouden en nieuwen Tijd was in elk geval doorweven met spaansche spreekwoorden en aanhalingen uit spaansche dichters. Dat waren trouwens ook de zinne- en minnebeelden van Proteus en van de Maagdenpligten, die hij eerst een weinig verwaarloosd had en waartoe hij nu terugkeerde.

      Veel sneller dan eene pen over het papier kan gaan, volgden in zijnen geest deze indrukken en herinneringen elkander op. Zijn eigen oordeel sliep in; de ingenomenheid van Emma's vader deelde zich aan hem mede; Cats was op dit oogenblik voor hem de grootste dichter der wereld; en toen hij in diezelfde Maagdenpligten, die hij vroeger òf onverstaanbaar, òf ongezouten, òf alleen ouderwetsch en potsierlijk gevonden had, het versje der gepaarde schelpen aantrof, lette hij noch op dat die schelpen wel wat al te veel op notendoppen geleken, noch dat ditzelfde gedichtje ook op twee andere plaatsen, in vrij wat minder ideale bewoordingen te lezen stond, maar verslond het met de oogen, nam het op in zijn hart, en riep in geestvervoering uit: "God, hoe schoon!"

      Zijn gemoed was eensklap in een speeltuig verkeerd, waaraan eene onzigtbare hand de liefelijkste toonen ontlokte, en eer Emma wist wat hem overkwam, stond hij nevens haar, had hare hand gegrepen, en deed hij dien éénen worp waarvan alles afhing. "Emma," zeide hij, zijne schepen in brand stekend en haar voor het eerst bij haren doopnaam noemend, "ga in 's hemelsnaam niet ver van hier zonder gezegd te hebben hoe gij over mij denkt. Ik heb u te lief om u te kwellen, en indien uw hart reeds aan een ander behoort (maar dat is immers zoo niet?), of ik niets meer voor u ben dan iemand die bij uwe ouders aan huis komt, zijt gij de laatste op wie ik mij over die teleurstelling wreken zal. Weet alleen dat ik alles doen wil om u gelukkig te maken. Mijn leven lang zal ik u dienen en wil ik voor u werken."

      Moet men eene tweede of derde liefde achter den rug hebben om met grond te mogen beweren dat niets boven de eerste gaat? Met een minachtend schouderophalen zou André, indien zij hem gedaan was, op die vraag geantwoord hebben. Hij vergeleek niet, en kon niet vergelijken, maar genoot. Wat ging het hem aan, dat zijne woorden, indien men ze opgeschreven had in een boek, door de eenen stijf, door de anderen sentimenteel, door nog anderen belagchelijk zouden gevonden zijn? De maatschappelijke toovercirkel, waarbinnen Emma tot hiertoe voor hem gebannen geweest was, was nu verbroken. Hij had hare hand durven aanraken, haar Emma durven noemen, haar durven spreken over zichzelven; en ofschoon hij nog niet wist, of gissen kon, hoe haar antwoord luiden zou, doorstroomde hem reeds nu een onuitsprekelijk gevoel van welbehagen. Was dat gevoel zwakheid? Was het kracht? Het scheen een mengsel te zijn van beiden. Had hij eene rol gespeeld, hij zou het vernederend hebben moeten vinden, te bedelen om een jawoord; en onder den indruk dier pijnlijke gewaarwording zou dat jawoord-zelf al zijne betoovering voor hem verloren hebben. Of is een man, voor het minst, niet even goed als eene vrouw, en is het eene aanbod het andere niet waard? Thans daarentegen was hij als die Edelen uit den Spaanschen tijd, wier fierheid en onafhankelijkheid zich openbaarden door het aanbieden van een smeekschrift. Ook hij had eene Hertogin van Parma tot meesteres gekozen van zijn lot; doch omdat die abdikatie de uiting was van een zuiver gevoel, maakte zij hem gelukkig, in stede van verdrietig. Was hij een Hollander? Heette hij André Kortenaer? Teekende hij zich civiel-ingenieur? Hij had even goed een Duitscher en fabrikant van kinderspeelgoed kunnen zijn, meende hij; of een Engelschman en correspondent van de Times voor de expeditie naar Abyssinie; of een Franschman en klarinettist in het orkest der groote opera te Parijs. Hetgeen hem op dit oogenblik overweldigde was niet datgene wat hem van andere jonge mannen in eene soortgelijke positie als de zijne onderscheidde, maar wat hij met hen gemeen had en zij met hem. Er is in zulke onpersoonlijke gewaarwordingen iets weeks, iets waarvan pathos de aangeboren spreek- en schrijftaal is; doch tevens iets magtigs en verheffends. Ook de zee schijnt een verwijfd element, wanneer aan den avond van een heeten zomerdag hare golven zuchtend breken op het strand; en toch zou zelfs een stoomwerktuig van duizend paardenkrachten niet in staat zijn, over eene noemenswaardige uitgestrektheid die wellustig ademhalende watermassa te verplaatsen of hare deining gedurende slechts één sekonde te keer te gaan…

      Geheel Duinendaal had voorspeld dat het op die wijze eindigen zou; en toen Emma, tegelijk met de lente, teruggekeerd was uit de stad, en men op Palmzondag, bij het aan- en uitgaan der kerk, haar aan André's arm voorbij had zien wandelen, waren in- en opgezetenen om strijd van oordeel geweest, dat de zaken haren behoorlijken loop genomen hadden. Hoe jammer zou het zijn, indien ons genoegen door zulke voorspellingen bedorven werd! Doch dit behoeft niet, en nergens staat geschreven dat onze vreugde, om onvermengd te mogen heeten, volstrekt eene verrassing moet zijn voor onze medemenschen. Op Belvedere althans was men er te gelukkiger om, dat alles natuurlijk in het werk gegaan was, en niemand te dien huize treurde er over, dat de menschelijke aard zichzelven niet verloochend had: André niet, omdat hij nimmer uit eigen beweging naar het avontuurlijke getaald zou hebben; Emma niet, omdat zij aan hetgeen


Скачать книгу